dinsdag, november 25, 2008

Hasta siempre, Wannes

Ik vernam het nieuws vrijwel onmiddellijk, door de homepage van De Morgen aan te klikken. Wannes is weg. Een groot man is voorgoed heen. Maar niet zonder een diep en onuitwisbaar spoor in ons cultureel landschap te hebben achtergelaten.

Het eerste beeld dat onmiddellijk door me heen schoot, was mijn laatste aanblik van Wannes die voor altijd op mijn netvlies gebrand is gebleven. Het was in de cafetaria van de Mechelse stadsschouwburg, na een laaiend Flamencoconcert van Wannes, Amparo Cortés en de dartele Galicische meiden van Ialma. Wannes - amper hersteld van zijn eerste leukemiekuur – zat moederziel alleen aan een tafeltje, staarde dof voor zich uit en oogde ingevallen en asgrauw. Terwijl mijn eega en ikzelf vrolijk stonden te kwebbelen met de bloedmooie Ialma-zangeressen. Het contrast kon moeilijk groter zijn. Amparo Cortés – die we aandoenlijk La Abuelita noemden – stelde ons echter gerust: het ging heus wel goed met Wannes, maar na zo’n doorleefd concert was hij fysisch volledig op en had hij vooral nood aan stilte en introspectie. Een perfectionist, die Wannes, vervolgde ze: hij zit nu waarschijnlijk te broeden op die paar foutjes die hij tijdens het concert heeft gemaakt. Onze diepste appreciatie betuigden we uiteindelijk met een zachte schouderklop bij het naar buiten gaan. Een korte knik was het antwoord.

Wat me nu vooral stoort en stilaan ook begint te ergeren, is dat Wannes Van de Velde in vele Vlaamse media tot Antwerpen wordt verengd. Wannes was een universele stadsmens, een kosmopoliet die net zo graag door Brussel en Charleroi als door Antwerpen kuierde. En wie me terminale schurft en netelroos bezorgen, zijn die journalisten die de term “kleinkunst” weer vanonder het stof menen te moeten halen. Ik gruw van dat woord, allicht in de jaren zestig bedacht door zo’n Davidsfondser met een ringbaardje. Neem nu Wannes’ meest bekende lied: “Ik wil deze nacht in de straten verdwalen”. Dat is toch geen kleinkunst! Onversneden stadsblues, ja, helemaal in het verlengde van de Griekse rebétiko die Wannes ook zo prachtig vond. Met wie ik mezelf in héél goed gezelschap mag rekenen. Maar het was vooral de flamenco die hem tot in de diepste vezels had beroerd. Wannes was een schitterend flamencogitarist die tot in Andalusië erkenning genoot. Spanje spookte voortdurend door zijn hoofd. Zoals hijzelf zo mooi verwoordde bij het begin van die eerder genoemde concertenreeks in 2002: “Het zal onderhand wel zijn geweten dat ik al meer dan een half leven lang gebeten ben door de cante flamenco. Het is als een demon die ik ooit vanuit een onweerstaanbare drang heb opgeroepen en die me nooit meer heeft losgelaten. Eén van de nevenverschijnselen hiervan is, dat wanneer ik aan Spanje denk, ik me steevast een imaginair Andalusië voorstel, een okerkleurig, droog steenlandschap, waarin mensen diepe emoties en tragische fataliteiten tot leven brengen in de raadselachtige regionen van de cante jondo, de diepe zang. En toch heb ik, ondanks deze nogal exclusieve fascinatie, altijd goed beseft dat de flamenco slechts een klein deel uitmaakt van de ongelooflijk rijke verscheidenheid van regionale muziek die ons door de Spanjaarden - alle Spanjaarden - wordt aangereikt. Wie ooit de monumentale zangen uit Asturië heeft gehoord, of de ernst heeft gevoeld waarmee Basken hun ijzersterke voorvaderlijke dansen uitvoeren, zal weten wat ik bedoel. Zoals de Galiciërs, gedreven gaiteros (doedelzakspelers), zangers en zangeressen, zoals de felle meisjes van Ialma, die de oeroude Keltische klanken uit hun moederland tot leven brengen tussen de staal- en glasconstructies en de businessjachtigheid van Brussel. Eigenlijk is het bijna niet te geloven. Maar het bestaat, naast zoveel andere vormen en kleuren die zich hier, in de oude smeltkroes België, hebben kunnen ontplooien, en dat nog steeds doen. Een rijkdom, al vinden sommigen van niet. En dan komt dat telefoontje: of ik misschien eens iets in elkaar zou willen steken met Amparo Cortés, mijn trouwe flamenco-compañera, en de meisjes van Ialma. Ja, dacht ik, een ontmoeting : het diepe Zuiden naast het Keltische Spanje, en ik, als enige "vreemdeling" zou dan met mijn hele eigenzinnige bagage zoiets als een verbindingsteken vormen. Het is duidelijk : Spanje zit weer achter me aan, de oude demon heeft me weer in het vizier, of onder schot, 't is maar hoe je het zien wil.” Wanneer ik dit opnieuw lees, besef ik hoe bevoorrecht mijn eega en ikzelf zijn geweest dat we dit concert hebben mogen bijwonen.

We zullen hem missen, Wannes. Met de grote pet diep over de ogen getrokken, vaak gehuld in een wijde jas. Nauwelijks herkenbaar. Het liefst in de schaduw. "De schaduw waarin je verdwijnt, is interessanter dan de schijnwerpers. Het schaduwgebied waar de verliezers komen, de mensen die ook wel eens willen zwijgen, daar zit ik eigenlijk op mijn plaats.” (De Morgen, 2003). Mensen die ook wel eens willen zwijgen… wat hebben we daar toch een schrijnende nood aan, in dit tijdperk van hersenloos kwakende en kwekkende politici en BV’s. Sommigen hebben Wannes in de voorbije dagen op één rij geplaatst met grootheden zoals Muddy Waters, Ry Cooder en Mikis Theodorakis. En ik moet zeggen: in die galerij misstaat hij helemaal niet.

Wannes Van de Velde was een grote seigneur die waardig en dapper is heengegaan. En diep in ons zal hij altijd blijven zingen. Over Antwerpen. Over Spanje. Over het leven. Want dat is een “eeuwige beweging, een onsterfelijke reis, zonder doel, zonder bestemming, zonder hel of paradijs."

Hasta siempre, Wannes!