Baile ha Cliath, continued
Baile ha Cliath, dag drie.
Geen enkel gebouw vat de recente Ierse geschiedenis zo treffend samen als Kilmainham Gaol. Een geschiedenis van koloniaal onrecht, revoltes en hongersnood. Deze Victoriaanse gevangenis werd door de Engelse bezetters rond het einde van de 18de eeuw aan de rand van Dublin opgetrokken, beducht als ze waren voor een mogelijke uitdijing van de Franse Revolutie naar het immer woelige Ierland.
De gevangenis raakte vanaf 1924 in onbruik, verbrokkelde al snel tot een puinhoop maar werd tijdens de voorbije jaren smaakvol gerestaureerd. Al is het woord smaakvol niet bepaald op zijn plaats voor deze lugubere plek die elke bezoeker onwillekeurig naar de keel grijpt. Je moest als 19de-eeuwse Ier niet veel mispeuteren om in deze onheilsplek te belanden. Wie zich als pachter lijdzaam of actief tegen zijn landlord verzette, kende bij voorbaat de strafmaat: Kilmainham of deportatie naar Australië. Tijdens de Great Famine kwamen hier zelfs horden kinderen terecht voor de diefstal van ocharme een homp brood of een handvol graan. De katholieke kerk, toen en ook nu nog het machtsinstituut bij uitstek, keek zedig de andere kant op. Het ging zelfs zó ver dat uitgemergelde Ieren opzettelijk kleine misdaden pleegden, in de wetenschap dat je als gevangene tenminste één keer per dag een vieze maar voedzame pap kreeg voorgeschoteld.
Kilmainham zou echter een scharnierrol vervullen in de vrijheidsstrijd van Ierland. Uitgerekend deze week wordt de 90ste verjaardag herdacht van de infame Easter Rising uit 1916. Vier jaar eerder was Ierland een ruime mate van Home Rule beloofd, maar met het uitbreken van Wereldoorlog I waren die plannen sine die verdaagd. Dat was niet naar de zin van een handvol republikeinse diehards die plots de kans schoon zagen, nu de Engelsen andere katten (waaronder Ieperse) te geselen hadden. Ze legden het zelfs aan met de Pruis om aan wapentuig te geraken, en of die Pruis toehapte. Op paasmaandag 1916 bezetten ze gewapenderhand enkele strategische gebouwen in Dublin en riepen onvervaard de Ierse Republiek uit. De reactie van de Engelsen was snel en snoeihard: een expeditieleger van 20.000 man werd uitgestuurd, en tegen die verpletterende overmacht hadden de pakweg 1.500 rebellen geen verhaal. De Engelsen gingen wel bijzonder driest te keer: het oude stadscentrum van Dublin werd grotendeels verwoest en elk verzet werd genadeloos in de kiem gesmoord. De leiders van de opstand werden gevankelijk naar Kilmainham afgevoerd en – met tussenpozen van enkele dagen – één voor één gefusilleerd. Het waren die executies die de mood swing bij de Ierse bevolking bewerkstelligden: de meeste Ieren waren immers aanvankelijk tegen de opstand gekant, maar de droge knallen van het vuurpeleton ontpopten zich als een definitieve wake-up call. De echte ellende moest helaas nog beginnen: in 1919 brak er een bloedige onafhankelijkheidsoorlog uit die pas in 1921 met de uitroeping van de Irish Free State werd beslecht. Daarna volgde er nog een korte maar bloedige burgeroorlog tussen gematigde en radicale republikeinen waarin de eerstgenoemden aan het langste eind trokken. Eindelijk was Ierland vrij. Arm, ja, maar proper.
Voor meer inzichten in deze turbulente geschiedenis verwijs ik graag naar de film Michael Collins waarvan sommige scènes in Kilmainham zijn gedraaid . En één van de meest beklijvende boeken over de Ierse hongersnood en diaspora is The Great Shame van Thomas Keneally, tevens auteur van Schindler’s Ark (later indringend maar ietwat fantasierijk verfilmd door Steven Spielberg onder de titel Schindler’s List). Voilà, wat de recente Ierse geschiedenis betreft, bent u weer even bijgespijkerd. Intussen hadden wij onze steven gewend naar…
Saint-Patrick’s Cathedral
Geen rijzige of uitbundige kathedraal zoals we die kennen uit Frankrijk en België, maar een nogal gedrongen en afwerend bouwwerk. Op deze plek zou de patroonheilige van Ierland – van origine een welgestelde Romeinse Brit - in de 5de eeuw tal van Ieren hebben bekeerd en gedoopt. In de kathedraal rust ook Jonathan Swift die hier jarenlang het ambt van deken heeft bekleed. Swift was toen al een verbitterd man met gefnuikte ambities en aspiraties. Zijn bekendste werk, Gulliver’s Travels, was dan ook een bijtende satire op de gevestigde orde van zijn tijd. Helaas voor Swift wordt zijn meesterwerk vandaag de dag voor een eendimensionaal jeugdboek versleten. Wie goed luistert, hoort hem nu nog knarsetanden, daar vanachter zijn grafsteen in de dikke muren van de kathedraal. Ander weetje: in deze kathedraal vond in 1742 de allereerste opvoering plaats van Händel’s Messias. Kom daarmee aanzetten in een select gezelschap, en je halflege champagneglas wordt onverwijld en eerbiedig bijgevuld !
Baile ha Cliath, dag vier.
Shopping day for the ladies, maar reisgezel Raúl! en ondergetekende hadden nog wat culturele honger te stillen. En we vonden onze gading in het kleine maar fijne Dublin Writers Museum. Ja, aan schrijvers heeft het de Ierse hoofdstad beslist niet gemangeld. En geen kladschrijvers van tweede garnituur, maar regelrechte giganten die het aangezicht van de wereldliteratuur ingrijpend hebben veranderd: Oscar Wilde, James Joyce en Samuel Beckett. De karakterkop van laatstgenoemde is momenteel niet uit het straatbeeld van Dublin weg te branden: binnenkort wordt de honderdste verjaardag van zijn geboorte gevierd, en de Dubliners worden daarop beleefd attent gemaakt met enkele spitse slogans in de trant van “One hundred years on. Still no sign of him”. Of: “Start without me. Godot”.
Het Dublin Writers Museum, gevestigd in een bijzonder fraai pand, is een regelrechte aanrader voor wie de Ierse literatuur een warm hart toedraagt. Meer op deze link. Bevreemdende vaststelling, bovendien, dat de allergrootste schrijvers (onder wie het voornoemde illustere trio) Dublin al snel de rug hadden toegekeerd, wegens té provinciaal en beklemmend. Ballingsoord par excéllence: Parijs. Beckett schreef zijn meesterwerken overigens eerst in het Frans, om ze daarna zelf in het Engels te vertalen. Hoogst zelden keerde hij naar Dublin terug, en na elke oversteek placht hij in een diepe depressie te verzanden. Joyce lichtte zijn hielen al op 22-jarige leeftijd en zou nooit meer naar Dublin terugkeren. Maar Dublin bleef wel prominent aanwezig in zijn meesterwerken Ulysses en Finnegans Wake.
Na nog snel een boekenwinkel te hebben geplunderd en een laatste romige Guinness te hebben genuttigd, ons vierklauwens naar de luchthaven gespoed. Met spijt in het hart zagen we de Ierse hoofdstad achter ons in de diepte verdwijnen. Ondanks mijn eerste negatieve indrukken, moet ik ootmoedig bekennen: Dublin grows on you. You learn to love it. I’ll be back.
Eigen foto's
Geen enkel gebouw vat de recente Ierse geschiedenis zo treffend samen als Kilmainham Gaol. Een geschiedenis van koloniaal onrecht, revoltes en hongersnood. Deze Victoriaanse gevangenis werd door de Engelse bezetters rond het einde van de 18de eeuw aan de rand van Dublin opgetrokken, beducht als ze waren voor een mogelijke uitdijing van de Franse Revolutie naar het immer woelige Ierland.
De gevangenis raakte vanaf 1924 in onbruik, verbrokkelde al snel tot een puinhoop maar werd tijdens de voorbije jaren smaakvol gerestaureerd. Al is het woord smaakvol niet bepaald op zijn plaats voor deze lugubere plek die elke bezoeker onwillekeurig naar de keel grijpt. Je moest als 19de-eeuwse Ier niet veel mispeuteren om in deze onheilsplek te belanden. Wie zich als pachter lijdzaam of actief tegen zijn landlord verzette, kende bij voorbaat de strafmaat: Kilmainham of deportatie naar Australië. Tijdens de Great Famine kwamen hier zelfs horden kinderen terecht voor de diefstal van ocharme een homp brood of een handvol graan. De katholieke kerk, toen en ook nu nog het machtsinstituut bij uitstek, keek zedig de andere kant op. Het ging zelfs zó ver dat uitgemergelde Ieren opzettelijk kleine misdaden pleegden, in de wetenschap dat je als gevangene tenminste één keer per dag een vieze maar voedzame pap kreeg voorgeschoteld.
Kilmainham zou echter een scharnierrol vervullen in de vrijheidsstrijd van Ierland. Uitgerekend deze week wordt de 90ste verjaardag herdacht van de infame Easter Rising uit 1916. Vier jaar eerder was Ierland een ruime mate van Home Rule beloofd, maar met het uitbreken van Wereldoorlog I waren die plannen sine die verdaagd. Dat was niet naar de zin van een handvol republikeinse diehards die plots de kans schoon zagen, nu de Engelsen andere katten (waaronder Ieperse) te geselen hadden. Ze legden het zelfs aan met de Pruis om aan wapentuig te geraken, en of die Pruis toehapte. Op paasmaandag 1916 bezetten ze gewapenderhand enkele strategische gebouwen in Dublin en riepen onvervaard de Ierse Republiek uit. De reactie van de Engelsen was snel en snoeihard: een expeditieleger van 20.000 man werd uitgestuurd, en tegen die verpletterende overmacht hadden de pakweg 1.500 rebellen geen verhaal. De Engelsen gingen wel bijzonder driest te keer: het oude stadscentrum van Dublin werd grotendeels verwoest en elk verzet werd genadeloos in de kiem gesmoord. De leiders van de opstand werden gevankelijk naar Kilmainham afgevoerd en – met tussenpozen van enkele dagen – één voor één gefusilleerd. Het waren die executies die de mood swing bij de Ierse bevolking bewerkstelligden: de meeste Ieren waren immers aanvankelijk tegen de opstand gekant, maar de droge knallen van het vuurpeleton ontpopten zich als een definitieve wake-up call. De echte ellende moest helaas nog beginnen: in 1919 brak er een bloedige onafhankelijkheidsoorlog uit die pas in 1921 met de uitroeping van de Irish Free State werd beslecht. Daarna volgde er nog een korte maar bloedige burgeroorlog tussen gematigde en radicale republikeinen waarin de eerstgenoemden aan het langste eind trokken. Eindelijk was Ierland vrij. Arm, ja, maar proper.
Voor meer inzichten in deze turbulente geschiedenis verwijs ik graag naar de film Michael Collins waarvan sommige scènes in Kilmainham zijn gedraaid . En één van de meest beklijvende boeken over de Ierse hongersnood en diaspora is The Great Shame van Thomas Keneally, tevens auteur van Schindler’s Ark (later indringend maar ietwat fantasierijk verfilmd door Steven Spielberg onder de titel Schindler’s List). Voilà, wat de recente Ierse geschiedenis betreft, bent u weer even bijgespijkerd. Intussen hadden wij onze steven gewend naar…
Saint-Patrick’s Cathedral
Geen rijzige of uitbundige kathedraal zoals we die kennen uit Frankrijk en België, maar een nogal gedrongen en afwerend bouwwerk. Op deze plek zou de patroonheilige van Ierland – van origine een welgestelde Romeinse Brit - in de 5de eeuw tal van Ieren hebben bekeerd en gedoopt. In de kathedraal rust ook Jonathan Swift die hier jarenlang het ambt van deken heeft bekleed. Swift was toen al een verbitterd man met gefnuikte ambities en aspiraties. Zijn bekendste werk, Gulliver’s Travels, was dan ook een bijtende satire op de gevestigde orde van zijn tijd. Helaas voor Swift wordt zijn meesterwerk vandaag de dag voor een eendimensionaal jeugdboek versleten. Wie goed luistert, hoort hem nu nog knarsetanden, daar vanachter zijn grafsteen in de dikke muren van de kathedraal. Ander weetje: in deze kathedraal vond in 1742 de allereerste opvoering plaats van Händel’s Messias. Kom daarmee aanzetten in een select gezelschap, en je halflege champagneglas wordt onverwijld en eerbiedig bijgevuld !
Baile ha Cliath, dag vier.
Shopping day for the ladies, maar reisgezel Raúl! en ondergetekende hadden nog wat culturele honger te stillen. En we vonden onze gading in het kleine maar fijne Dublin Writers Museum. Ja, aan schrijvers heeft het de Ierse hoofdstad beslist niet gemangeld. En geen kladschrijvers van tweede garnituur, maar regelrechte giganten die het aangezicht van de wereldliteratuur ingrijpend hebben veranderd: Oscar Wilde, James Joyce en Samuel Beckett. De karakterkop van laatstgenoemde is momenteel niet uit het straatbeeld van Dublin weg te branden: binnenkort wordt de honderdste verjaardag van zijn geboorte gevierd, en de Dubliners worden daarop beleefd attent gemaakt met enkele spitse slogans in de trant van “One hundred years on. Still no sign of him”. Of: “Start without me. Godot”.
Het Dublin Writers Museum, gevestigd in een bijzonder fraai pand, is een regelrechte aanrader voor wie de Ierse literatuur een warm hart toedraagt. Meer op deze link. Bevreemdende vaststelling, bovendien, dat de allergrootste schrijvers (onder wie het voornoemde illustere trio) Dublin al snel de rug hadden toegekeerd, wegens té provinciaal en beklemmend. Ballingsoord par excéllence: Parijs. Beckett schreef zijn meesterwerken overigens eerst in het Frans, om ze daarna zelf in het Engels te vertalen. Hoogst zelden keerde hij naar Dublin terug, en na elke oversteek placht hij in een diepe depressie te verzanden. Joyce lichtte zijn hielen al op 22-jarige leeftijd en zou nooit meer naar Dublin terugkeren. Maar Dublin bleef wel prominent aanwezig in zijn meesterwerken Ulysses en Finnegans Wake.
Na nog snel een boekenwinkel te hebben geplunderd en een laatste romige Guinness te hebben genuttigd, ons vierklauwens naar de luchthaven gespoed. Met spijt in het hart zagen we de Ierse hoofdstad achter ons in de diepte verdwijnen. Ondanks mijn eerste negatieve indrukken, moet ik ootmoedig bekennen: Dublin grows on you. You learn to love it. I’ll be back.
Eigen foto's
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage