The Stiffy by the Liffey
“Dublin is een lelijke stad vol uitgesproken lelijke mensen, maar het is er heerlijk toeven. Dat is het veelbeschreven wonder van Dublin. Het ‘fare la bella figura’, het leven overeind houden met uiterlijk vertoon, zoiets kennen de Dubliners niet. Ze hebben het allang opgegeven, iedereen sjokt even flodderig over straat. Volgens de Brusselse cijfers is Ierland één van de meest voorspoedige groeiers van de Europese Unie, maar daarvan merk ik helemaal niets. Bodywarmers van het type Zeeman bepalen hier de mode, de vrouwen lopen achter roestige kinderwagens, zelfs in Tsjechië zien de wegen en huizen er stukken beter uit dan hier.” (Geert Mak, In Europa, pagina 931).
Van de luchthaven naar het stadscentrum deed de stadsbus er bijna een uur over. Lang genoeg om me in mijn vooroordelen te sterken: Dublin is een poor man’s version of London, indeed. Grauwe terrace houses, desolate winkelstraten waarin meeneemchinezen, inpakpakistani, telefoonwinkels en everything for 2 euro stores schouder aan schouder staan te verkommeren.
Het historische stadscentrum bracht geen soelaas: sjofele hotels, zielloze panden uit de jaren 60 en 70, hier en daar een eenzaam afbladderende Victoriaanse gevel, overheidsgebouwen en kerken met neoclassicistische inslag die wel uit één en dezelfde pen leken te zijn gevloeid, en tussen dat alles door: de lethargisch stromende Liffey. Mijn eerste indrukken van Dublin waren inderdaad ronduit deprimerend, en ik deed mijn best om dit voor mijn reisgezellen (onder wie enkele rabiate Dublin-fanaten) verborgen te houden.
The grey block of Trinity, set heavily in the city’s ignorance like a great dull stone set in a cumbrous ring (James Joyce, A Portrait of the Artist as a Young Man, pagina 163)
Trinity College maakte veel goed. Grijze en vergane grandeur, en precies daarom ontwapenend mooi en melancholisch tegelijk. Colleges worden hier amper nog gegeven, maar uit elke – door weer en wind aangevreten - steen ademt nog altijd een onlesbare dorst naar kennis. The Book of Kells, een kleurrijk geïllustreerde en met vergeten symbolen overladen bijbel uit vroegchristelijke jaren, voldeed aan de hooggestemde verwachtingen. Maar het was vooral de oude universiteitsbibliotheek, de grootste open boekenruimte ter wereld, die me helemaal uit het lood sloeg. Een zinnelijke totaalervaring voor elke oprechte bibliofiel: oude boekwerken, torenhoog gestapeld onder houten tongewelven en een doordringende muffe geur verspreidend. Het Umberto Eco orgasme nabij.
De avond viel en Temple Bar wenkte. Temple Bar is de toeristische uitgaansbuurt van Dublin, volgestouwd met kitscherige Ierse pubs, een horecaformule die intussen haar weg ook al naar Siberië en Timbuktu heeft gevonden. Het was toevallig zaterdag, en dat hebben we geweten. Saturday night is in Groot-Brittannië en Ierland getting pissed & laid night, en beslist niet alleen voor de mannelijke helft van de bevolking. Niet dat mijn reisgezellen en ikzelf van enige preutsheid mogen worden verdacht, maar die Ierse jonge meiden deden onze koontjes dieprood blozen. Buiten was het amper 4 graden, een ijzige wind stoof door de smalle straten, af en toe plensde een fikse Atlantische bui naar beneden, maar het lette hen niet om zich halfnaakt in het feestgedruis te begeven. Het weinige textiel dat ze om het lijf hadden, was bovendien van elke smaak ontbloot (no pun intended): ultrakorte topjes met een duizelingwekkende inkijk op weelderige en met sproeten bezaaide boezems, microrokjes met overhangende heuprolletjes, hun stevige derrières amper bedekkend, en daaronder een stel potige Keltische boomstammen. U hebt het al begrepen: voor vrouwelijk schoon is Dublin niet het aangewezen adres. Verslijt me niet voor een male chauvinist pig, want de drie vrouwen in ons gezelschap deelden onze consternatie over zoveel schaamteloos (en allicht bewust) vertoon van vrouwelijke dronken en dierlijke lust. In Dublin’s fair city, where the girls are so pretty... En waar de mannen op borsten geilen. Some of them got laid that night, all right. En het was niet Molly Mallone, ondanks haar bolle boezem.
There is beer,
Dublin, dag twee: bezoek aan het Guinness Brewery Museum. Dat een biermuseum de grootste trekpleister van een stad kan zijn, spreekt boekdelen over het culturele aanbod ter plaatse. Of over de ingesteldheid van de toeristen, ik wil er me geen oordeel over aanmatigen. Hoe dan ook: het museum bleek een indrukwekkend eerbetoon aan Arthur Guinness, filantroop-bierbrouwer die op een gegeven tijdstip in de 18de eeuw één op tien Dubliners te eten (en te drinken) gaf, met een flinke sociale bescherming als toemaat. Arthur gaf oprecht om zijn Ierse medemens, en schonk de wereld bovendien een levendig en pikzwart vocht waarvan het tappen alléén al een Master Degree vereist. Ook het drinken ervan vergt een lang leerproces, zoals ikzelf in Dublin mocht ervaren. Mijn glas opent de rij op de bijgaande foto. Het werd genuttigd op een plek hoog boven de stad, en zelfs op die ijle hoogte werd het uitzicht opgesmukt met een literair citaat. Van James, wie anders ?
’s Avonds lieten we ons een pub crawl (kroegentocht) welgevallen, in het gezelschap van twee weergaloze Ierse muzikanten. Het werd een boeiende initiatie in de Ierse muziek, ziel en… humor. Want ondanks de eeuwenlange religieuze, standenmaatschappelijke en politieke repressie, en in weerwil van de ellende en hongersnood die de Ierse bevolking rond 1850 letterlijk halveerde, blijven die malle Ieren onverstoord musiceren, zingen en lachen. Naar puur Britse traditie is ook hun verbale humor van een onwerelds hoog niveau. Midden op O'Connell Street, toevallig om de hoek van ons gastenverblijf, prijkt sinds 2003 een 120 meter hoge sculptuur die nog het best met een gigantische naald kan worden vergeleken. The Dublin Spire. Elegant maar uitermate nutteloos. It’s got a point, but it’s pointless. Het duurde dan ook niet lang vooraleer de Dubliners met enkele spitante bijnamen voor de pinnen kwamen: The Stiletto in the Ghetto. The Rod to God. The Erection on the Intersection. Het hardst moest ik echter lachen met “The Stiffy by the Liffey”. Vertaling allicht overbodig.
Eigen foto’s, met uitzondering van Ierse meiden.
Volgende post: Dublin, dag 3 en 4.
Van de luchthaven naar het stadscentrum deed de stadsbus er bijna een uur over. Lang genoeg om me in mijn vooroordelen te sterken: Dublin is een poor man’s version of London, indeed. Grauwe terrace houses, desolate winkelstraten waarin meeneemchinezen, inpakpakistani, telefoonwinkels en everything for 2 euro stores schouder aan schouder staan te verkommeren.
Het historische stadscentrum bracht geen soelaas: sjofele hotels, zielloze panden uit de jaren 60 en 70, hier en daar een eenzaam afbladderende Victoriaanse gevel, overheidsgebouwen en kerken met neoclassicistische inslag die wel uit één en dezelfde pen leken te zijn gevloeid, en tussen dat alles door: de lethargisch stromende Liffey. Mijn eerste indrukken van Dublin waren inderdaad ronduit deprimerend, en ik deed mijn best om dit voor mijn reisgezellen (onder wie enkele rabiate Dublin-fanaten) verborgen te houden.
The grey block of Trinity, set heavily in the city’s ignorance like a great dull stone set in a cumbrous ring (James Joyce, A Portrait of the Artist as a Young Man, pagina 163)
Trinity College maakte veel goed. Grijze en vergane grandeur, en precies daarom ontwapenend mooi en melancholisch tegelijk. Colleges worden hier amper nog gegeven, maar uit elke – door weer en wind aangevreten - steen ademt nog altijd een onlesbare dorst naar kennis. The Book of Kells, een kleurrijk geïllustreerde en met vergeten symbolen overladen bijbel uit vroegchristelijke jaren, voldeed aan de hooggestemde verwachtingen. Maar het was vooral de oude universiteitsbibliotheek, de grootste open boekenruimte ter wereld, die me helemaal uit het lood sloeg. Een zinnelijke totaalervaring voor elke oprechte bibliofiel: oude boekwerken, torenhoog gestapeld onder houten tongewelven en een doordringende muffe geur verspreidend. Het Umberto Eco orgasme nabij.
De avond viel en Temple Bar wenkte. Temple Bar is de toeristische uitgaansbuurt van Dublin, volgestouwd met kitscherige Ierse pubs, een horecaformule die intussen haar weg ook al naar Siberië en Timbuktu heeft gevonden. Het was toevallig zaterdag, en dat hebben we geweten. Saturday night is in Groot-Brittannië en Ierland getting pissed & laid night, en beslist niet alleen voor de mannelijke helft van de bevolking. Niet dat mijn reisgezellen en ikzelf van enige preutsheid mogen worden verdacht, maar die Ierse jonge meiden deden onze koontjes dieprood blozen. Buiten was het amper 4 graden, een ijzige wind stoof door de smalle straten, af en toe plensde een fikse Atlantische bui naar beneden, maar het lette hen niet om zich halfnaakt in het feestgedruis te begeven. Het weinige textiel dat ze om het lijf hadden, was bovendien van elke smaak ontbloot (no pun intended): ultrakorte topjes met een duizelingwekkende inkijk op weelderige en met sproeten bezaaide boezems, microrokjes met overhangende heuprolletjes, hun stevige derrières amper bedekkend, en daaronder een stel potige Keltische boomstammen. U hebt het al begrepen: voor vrouwelijk schoon is Dublin niet het aangewezen adres. Verslijt me niet voor een male chauvinist pig, want de drie vrouwen in ons gezelschap deelden onze consternatie over zoveel schaamteloos (en allicht bewust) vertoon van vrouwelijke dronken en dierlijke lust. In Dublin’s fair city, where the girls are so pretty... En waar de mannen op borsten geilen. Some of them got laid that night, all right. En het was niet Molly Mallone, ondanks haar bolle boezem.
There is beer,
Dublin, dag twee: bezoek aan het Guinness Brewery Museum. Dat een biermuseum de grootste trekpleister van een stad kan zijn, spreekt boekdelen over het culturele aanbod ter plaatse. Of over de ingesteldheid van de toeristen, ik wil er me geen oordeel over aanmatigen. Hoe dan ook: het museum bleek een indrukwekkend eerbetoon aan Arthur Guinness, filantroop-bierbrouwer die op een gegeven tijdstip in de 18de eeuw één op tien Dubliners te eten (en te drinken) gaf, met een flinke sociale bescherming als toemaat. Arthur gaf oprecht om zijn Ierse medemens, en schonk de wereld bovendien een levendig en pikzwart vocht waarvan het tappen alléén al een Master Degree vereist. Ook het drinken ervan vergt een lang leerproces, zoals ikzelf in Dublin mocht ervaren. Mijn glas opent de rij op de bijgaande foto. Het werd genuttigd op een plek hoog boven de stad, en zelfs op die ijle hoogte werd het uitzicht opgesmukt met een literair citaat. Van James, wie anders ?
’s Avonds lieten we ons een pub crawl (kroegentocht) welgevallen, in het gezelschap van twee weergaloze Ierse muzikanten. Het werd een boeiende initiatie in de Ierse muziek, ziel en… humor. Want ondanks de eeuwenlange religieuze, standenmaatschappelijke en politieke repressie, en in weerwil van de ellende en hongersnood die de Ierse bevolking rond 1850 letterlijk halveerde, blijven die malle Ieren onverstoord musiceren, zingen en lachen. Naar puur Britse traditie is ook hun verbale humor van een onwerelds hoog niveau. Midden op O'Connell Street, toevallig om de hoek van ons gastenverblijf, prijkt sinds 2003 een 120 meter hoge sculptuur die nog het best met een gigantische naald kan worden vergeleken. The Dublin Spire. Elegant maar uitermate nutteloos. It’s got a point, but it’s pointless. Het duurde dan ook niet lang vooraleer de Dubliners met enkele spitante bijnamen voor de pinnen kwamen: The Stiletto in the Ghetto. The Rod to God. The Erection on the Intersection. Het hardst moest ik echter lachen met “The Stiffy by the Liffey”. Vertaling allicht overbodig.
Eigen foto’s, met uitzondering van Ierse meiden.
Volgende post: Dublin, dag 3 en 4.
3 reacties:
Alsof ik er zelf bij was!
Hé Mata, is dat Ierland wel echt je ding? Jij lijkt mee eer een fijnbesnaarde man, terwijl me daar toch wat proleten bij mekaar lijken te tamboeren. Veralgemenen is uiteraard taboe, hun absurde humor gewis een punt, maar euh & tja.
marlon.
Marlon, blijven geloven in de mensheid. Zelfs de meest afstotelijke creaturen kunnen hogere filosofie of kunst voortbrengen. Denk maar aan Socrates of Toulouse-Lautrec. De Ieren vormen daarop geen uitzondering. Lelijke mensen, maar heerlijke muziek, voortreffelijke literatuur en gezegend met een prachtig land !
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage