maandag, augustus 20, 2007

Poolapen

Sheffield. De kans dat u deze Britse stad in het uitpuilende aanbod van citytrips zal aantreffen, is volledig onbestaande. En terecht. Ga nooit naar Sheffield. Op enkele cinema’s na, valt er geen reet te beleven. Alles ademt er grauwte en troosteloosheid uit. Het gevecht om de culinaire top is er nu al decennialang een exclusieve tweestrijd tussen Burger King en Wendy’s. De lokale tongval is zelfs in optimale omstandigheden zo goed als onverstaanbaar. En al helemaal in de avondlijke uren, wanneer haast iedereen er dronken over straat zwijmelt. Want alleen sloten lauwe lager brengen nog soelaas, nu de twee lokale voetbalgloriën (United en Wednesday) in tweede klasse wegkwijnen. Één keer ben ik er geweest, en hoe verwoed ik ook in mijn geheugen graaf, zelfs geen flard van een herinnering krijg ik bovengespit.

Uit een moeras van doffe ellende walmt echter niet alleen stank, maar af en toe ook heerlijke muziek. Denk maar aan Ierland: hoe uitzichtlozer de toestand, hoe hemelser de muziek. Sheffield is de geboortestad van Joe Cocker, en zijn beste LP vind ik nog altijd Sheffield Steel: een rist klassiekers (Ruby Lee, Talking Back to the Night, Many Rivers to Cross,…), overgoten met een vette reggaesaus. En sinds kort zijn er de Arctic Monkeys.

Heel toevallig leren kennen (dochterlief had haar muziek tijdelijk op mijn MP3 geparkeerd) en onmiddellijk in de ban van die vier jonge snaken uit Sheffield: gitaarriffs zo strak als een kurk in een wijnfles, opzwepende baslijnen, een snoeiharde percussie en teksten waarvan de
kwaliteit af en toe het onbereikbaar gewaande niveau van een Elvis Costello evenaart. De Arctic Monkeys zijn de meest waardige 21ste-eeuwse erfopvolgers van Britse gitaarbands genre The Who, The Jam en The Clash (trouwens volledig onjuist bij punk ondergebracht). Op deze link staan een paar geluidsfragmenten van Arctic Monkeys voor u klaar.

In tegenstelling tot het gros mijner generatiegenoten vind ik de kwaliteit van wat er tegenwoordig op jongerenzender Studio Brussel te horen valt, best te pruimen. In zoverre zelfs dat ik de eindeloze smeekbeden van mijn dochter en jongste zoon welwillig aanhoorde en een straf besluit nam: dit jaar gaan we samen naar Pukkelpop!

Pukkelpop

Pukkelpop. Een festival dat het midden houdt tussen het rechtlijnig alternatieve Dour en het schaamteloos commerciële Rock Werchter. Een stuk of acht podia, waarvan alleen de Main Stage voor min of meer mainstream muziek is voorbehouden. Op de overige podia woeden de meest bizarre uitwassen van het hedendaagse muziekaanbod, zoals slowcore, dance, triphop, acid house, death metal, lounge en noem maar op. Ondanks dat redelijk alternatieve cachet en de niet bepaald centrale ligging, is het Limburgse festival tot een regelrechte blijver uitgegroeid. Dit jaar vond zowaar de 28ste editie plaats en streken er ongeveer 130.000 muziek-, booze- en funfanaten in Hasselt neer. We waarden er één volle dag rond, en hebben het ons geen seconde beklaagd.


Mijn jongste zoon beleefde een absoluut hoogtepunt in zijn nog kortstondige bestaan: het live aanschouwen en oorverdovend aanhoren van zijn huidige afgoden, de Kaiser Chiefs. Puntgaaf optreden, toegegeven. Af en toe wat volksmennerig, maar dat hoort er nu eenmaal bij op een zomerfestival. Hun vele meezingers en –stampers bombarderen Kaiser Chiefs zonder meer tot The Simple Minds van de prille 21ste eeuw. Of dat als lof of kritiek moet worden gelezen, maken jullie zelf maar uit.


Mijn dochter en meegereisde vriendin, die ik die hele dag amper had gezien, smolten helemaal weg bij de emorock van
Fall Out Boy en brachten zwijmelend verslag uit over de optredens van Polytechnic, The Pigeon Detectives en The Blackbox Revelation (ex-schoolmakkers van mijn dochter en recente winnaars van Humo’s Rockrally). Zelf was ik behoorlijk onder de indruk van ouwe rot Iggy Pop & The Stooges (de zestigjarige en onvermoeibare belichaming van “Rock till ye drop” en “Lust for life”), de hiertelande volstrekt onbekende Silversun Pickups (recht-voor-de-raapse-rockband uit LA, zal in de herfst het voorprogramma verzorgen van, jawel, de Kaiser Chiefs) en de krolse Tamil-tijgerin M.I.A., een dance/rap-fenomeen uit Londen met een vuile bek, een lenig kronkelend lichaam en een niet-mis-te-verstane politieke boodschap, gelardeerd met citaten uit het indrukwekkende Clash-oeuvre (lees hier het verslag uit De Morgen).


Het meest beklijvende moment van de dag was evenwel “Smokers outside the Hospital Doors” van Editors, een song zó doorleefd gebracht door vocalist Tom Smith dat de rillingen onwillekeurig over je rug liepen. Dit nummer heeft een ietwat macabere ontstaansgeschiedenis: na het onverwachte overlijden van Tom Smith’s vader stierf ook één van zijn beste vrienden aan longkanker. Deze song is de bittere neerslag van al die ellende en tevens voorspelbare rampspoed: nog snel en stiekem een saffie opsteken, en straks allemaal op naar die chemokuur! Editors zou ik nog best kunnen typeren als Nick Cave, begeleid door de prille en commercieel nog onbezoedelde U2. Volgend jaar topaffiche op alle zomerfestivals, neem het gerust van me aan (en van De Morgen).

Smokers outside the hospital doors.
Hier te beluisteren. Enjoy, voor zover mogelijk.

dinsdag, augustus 07, 2007

Zomerslaap

Want alleen in comateuze toestand doorsta je zo'n snertzomer. De zucht naar het zuiden is unheimlich groot, maar vooralsnog blijft het ploeteren in dit verzopen kikkerland. Voor september heb ik wel het vizier gericht op Kreta of een ander Grieks eiland dat nog niet is afgefikt. Santorini is mijn natte droom, al zal dat het bluswerk ter plaatse niet echt vooruithelpen...

Na twee maanden akelige blogstilte borrelt mijn hoofd trouwens van ideeën voor nieuwe posts, want intussen bovenmatig veel gezien, gelezen en ergernis opgespaard. En naast mijn computer, een tweede digitale maîtresse op de schoot genomen: een SLR, oftewel Single Lens Reflex, waarmee zich een nieuwe dimensie van fotografie aan me heeft geopenbaard. Klinkt nogal lyrisch, maar ik kan het ook niet helpen, met al die toeters en bellen op mijn blitse camera. Mijn eega en dochter zijn intussen formeel: voor paps wenkt de midlifecrisis.

Hadden ze me dan liever clichématig op een motor zien wegscheuren, de einder en een wisse dood tegemoet? I hardly think so. En intussen genieten ze mooi mee van die fraaie plaatjes van niet minder fraaie plaatsjes. Zoals dit mariene stilleven uit Wissant, een onooglijk dorpje aan de Franse côte d'Opale, niet eens zo gek ver van die zestig kilometer wanstaltigheid die de Belgische kust vulgair tentoon spreidt.

Geniet alvast nog van augustus, waar u zich ook moge bevinden!