donderdag, januari 26, 2006

Hilarische Helsen

Als stand-up comedian Nederland platspelen, geen Vlaming heeft het ooit voorgedaan. Of hij moet Kamagurka heten. Of misschien Wim Helsen, een Antwerpenaar die in Vlaanderen tot voor kort - en verbazingwekkend genoeg - enkel bekendheid genoot bij een handvol liefhebbers van het genre. Daar is intussen verandering in gekomen: Helsen heeft de voorbije herfst en winter Vlaanderen op de knieën gedwongen met z’n tweede one-man show (Bij mij zijt gij veilig) en sinds vorige week is hij ook vaste prik in Comedy Casino op Canvas. En op dat podium in Gent is pas goed gebleken hoe oneindig véél beter en grappiger Wim is dan die droogkloten die hier al jaar en dag voor komiek doorgaan. Meer nog: die zichzelf luid en onbeschaamd komiek durven te noemen, waarna heel Vlaanderen er domweg intuint. Geert Hoste, Bert Kruismans, Raf Coppens: wie Wim Helsen heeft gezien, zal dat trio nooit ofte nimmer nog met grappig, gedurfd of getalenteerd kunnen of willen associëren.

Maar wie ben ik om Wim Helsen zo goed te vinden ? Mijn mening in deze is absoluut irrelevant. Laten we er snel enkele Grote Geesten bijhalen.

Patrick De Witte, bijvoorbeeld, bedenker van Comedy Casino en tevens medeblogger met wie ik ooit nog een stukje over Gaia heb uitgewisseld (zie rechterkolom: de blog van ons huisanarchistje, archief mei 2005): “Wim Helsen komt elke week een muziekgenre voorstellen in een zelfverzonnen taal, waarbij hij gekleed gaat als een kruising tussen een Vlaming en een Sikh. Hij herinnert mij ergens aan Kamagurka: iemand met heel veel talent die het allemaal heel erg goed doorheeft.” (Humo, 10/01/06).

Over naar Rudy Vandendaele, de gevreesde dwarskijker van Humo: “Wim Helsen was simpelweg bijzonder: met een oranje windsel om zijn hoofde zette hij een drieste figuur neer die vaagjes aan moslimterrorisme deed denken. Hij drukte zich zo goed als non-verbaal uit, maar net verstaanbaar genoeg opdat wij zouden kunnen weten dat hij zich over Sinterklaas stond op te winden, wat me dan weer vaagweg aan inburgeringscursussen deed denken. Ontregelend en grappig, en geheel eigen aan Wim Helsen en aan niemand anders die hem is voorgegaan.” (Humo, 24/01/06).

Tot slot sleuren we er nog Stefaan Werbrouck bij, fulltime teletobber bij Knack: “Maar het hoogtepunt van de uitzending was Wim Helsen: met een tulband op het hoofd haalde die in een zelfverzonnen taaltje drie sinterklaasliedjes door de mangel en het resultaat was afwisselend hilarisch en op een vreemde manier beangstigend. Dat Helsen een wekelijkse vaste spot heeft gekregen in Comedy Casino, was een meesterzet.” (Knack, 25/01/06).

Zoveel lof uit zoveel windstreken, het kan geen toeval zijn. Wilt u maffe Wim met eigen ogen aanschouwen, slechts één kordate vingerwijzing: vrijdagavond (22u25) afstemmen op Canvas !

maandag, januari 16, 2006

Don't fence me in

«Good fences make good neighbours», zo houdt een oud Engels spreekwoord voor. Oud, inderdaad, en bovendien hopeloos achterhaald in dit tijdperk van atomisering, cocooning en overfencing waarin we onze buren niet meer willen kennen en hooguit naast ons dulden. Wat meteen ook een oud Nederlands spreekwoord naar de storthoop van de taal verwijst: “Liever een goede buur dan een verre vriend”. Geen ijl gezwets mijnerzijds: mijn jongste zoontje heeft een speelkameraadje wiens vader fortuinen verdient met het plaatsen van ondoordringbare omheiningen, hekken en afsluitingen. Of hoe sommigen een rijkelijk slaatje kunnen slaan uit de territoriumdrift en existentiële bezitsangst van de modaal tot bovenmodaal verdienende Belg.

Komt me uitgerekend nú een hooggeleerde professor uit Leuven aandraven met een studie die aantonen zou dat mensen vroeger met pensioen willen gaan omdat hun buren meer succes en poen hebben.

¿Que? Ik verklaar me nader, en wel aan de hand van een synopsis van de bovengenoemde studie.

Afgunst ten aanzien van onze buren. Niet kunnen verdragen dat een ander wat meer succes heeft en daardoor meer verdient. Dat is de reden waarom we bereid zijn om alsmaar harder te werken, waardoor we alsmaar ongelukkiger worden en eens de vijftig voorbij snakken naar ons pensioen. Antoon Vandevelde, professor wijsbegeerte en economie aan de KU Leuven, over de relatie tussen welvaart en geluk (De Morgen, 14/01/2005).

Deze lapidaire samenvatting doet allicht onrecht aan de ernst waarmee deze studie ongetwijfeld werd uitgevoerd, maar toch. Keeping up with the Jones’s als ultieme materialistische drijfveer die uiteindelijk tot burnout en vervroegde uitstap leidt, het lijkt me net iets té simplistisch om van een nuttige bijdrage tot het pensioendebat te kunnen gewagen.

Maar laten we professor Vandevelde zelf even aan het woord, zodat hij het één en ander kan bijstellen en nuanceren.

Werken op zich maakt niet ongelukkig. Het is veeleer zo dat afdanking en werkloosheid mensen ongelukkig maken. Dat is een wonde die nooit meer echt geneest. Werkloosheid tast het zelfrespect van mensen aan. Ze dragen dat hun hele leven mee, ook al vinden ze na een tijdje toch weer een job. Wat ons daarentegen wél ongelukkig maakt, zijn de mensen om ons heen. Mensen vergelijken zich met andere mensen. Ze hebben het moeilijk wanneer hun buurman iets meer heeft. Wanneer ze zien dat hun buurman door harder te werken meer verdient, gaan ze zijn voorbeeld volgen. Daardoor raakt de balans tussen vrije tijd en werken uit evenwicht en worden ze ongelukkig. En wanneer mensen zó hard werken dat ze gezin, vrienden en verenigingsleven verwaarlozen, zorgt dat wel voor meer economische groei, maar het maakt hen ook ongelukkiger. Want een goede familiale situatie en goede sociale relaties met vrienden en buren zijn van het grootste belang voor ons geluk.”

Hmmm. Waarheden als koeien, maar ook een staaltje open-deuren-intrappen waarvoor je je schouders ophaalt wanneer een welzijnswerker, dominee of pastor er zich aan bezondigt. Van een professor uit Leuven verwacht je toch iets meer intellectuele diepgang.

Hoe dan ook, wanneer de gedachtegang van professor Vandevelde hout snijdt, zal ik nog héél lang stikjaloers moeten zijn op die buurman van me. Die is namelijk bovenbaas van één van de grootste distributiebedrijven in België, en ik zal mijn huidige loopbaan minstens twintig keer moeten overdoen om maar enigszins in de buurt van zijn inkomensniveau te geraken. En toch: we lopen elkanders tuin gewoon binnen. No fence. No offence. En zo hoort het.

woensdag, januari 11, 2006

Koken voor klunzen

Jamie Oliver mag volgens kruidengoeroe Huysentruyt dan al een snertkok zijn, hem komt alvast de eer toe dat ie koken weer hip heeft gemaakt. Samen met Nigella Lawson, al vermoed ik dat vele mannelijke TV-kijkers niet alleen van haar lekkere hapjes het kwijl in de bek krijgen. Feit is dat we in de voorbije jaren overvoerd zijn met kookprogramma’s en dat luxueus uitgegeven en tongstrelend geïllustreerde kookboeken vlotjes over de toonbank schuiven. Wat echter niet betekent dat we met z’n allen weer uren in de potten staan te roeren. Wel integendeel: een Nederlands onderzoek uit 2003 toont aan dat onze noorderburen al een tijdje “uitgekookt” zijn (pun not intended). De gemiddelde Nederlander zou dagelijks acht minuten in de keuken doorbrengen, terwijl dat dertig jaar geleden nog tweeëneenhalf uur was. Meer dan de helft van de boodschappen bestaat uit bewerkte producten en bij zeven op de tien gezinnen komen er regelmatig prefabmaaltijden op tafel, las ik vandaag in De Morgen.

Ik neem aan dat het bij ons, Bourgondische Belgen, niet zo’n vaart loopt, maar toch: de trend is gezet. En moeten we die verontrustend vinden ? Best wel, al moet ik toegeven dat ik niet bepaald heimwee heb naar de indringende spruitjes- en bloemkoolgeur die destijds door onze dorpsstraat waarde. Maar wanneer ouders om welke reden ook (tweeverdieners in tijdsnood, gemakzucht, desinteresse…) niet langer de moeite nemen om hun grut een maaltijd met verse en gezonde ingrediënten voor te schotelen, moet je geen profeet zijn om te voorspellen dat we pijlsnel zullen afglijden naar een culinaire barbarij die – gekoppeld aan een schrijnende bewegingsarmoede – een schrikbarende toename van obesitas bij kinderen en adolescenten in de hand zal werken. Zoals dat nu al in Amerika, Spanje en Griekenland het geval is. Mijmerde ik daarstraks nog bij mezelf, toen die gebakken tongetjes heerlijk bruin begonnen te korsten, de gekookte piepers me bloemig toewalmden en het bijbehorende sausje met mosterd, witte wijn en peper enkel nog een scheutje citroensap behoefde. Heb vandaag dan ook heel wat langer dan acht minuten in de keuken getoefd.

Het kwestieuze artikel in De Morgen bevatte echter nog meer verontrustend nieuws. In dit tijdperk van de snelle en vette hap gaan niet alleen onze smaakpapillen naar de filistijnen maar dreigt ook heel wat fundamentele kennis verloren te gaan. Quote van een onderzoeker: “De huidige generatie van adolescenten en jongvolwassenen is onbekwaam. Ze kunnen niet koken, naaien of primaire huishoudelijke taken verrichten. Zestig procent van de twaalfjarigen heeft nog nooit een ei gekookt en veertig procent weet niet eens hoe een aardappel in de schil te bereiden. Hoog tijd om het vak huishoudkunde opnieuw in het lessenpakket op te nemen.”

Of om als de wiederweerga naar de boekhandel te snellen en “Koken voor Klunzen” te bestellen. Het is maar een gratis weet voor wie al jarenlang ongezond eet. Ook van dezelfde auteur: het Hoe-bak-ik-een-ei kookboek voor mannen en het Witte-bonen-in-tomatensaus kookboek voor studenten. Tagline: koken is geen zwarte kunst, en elke normale man kan het leren. En elke student al helemaal. Als er iemand een neus heeft voor gaten in de markt, is het die dekselse Martin Van Dalen wel !