maandag, december 10, 2007

Kerstgroetjes uit Brussel

In België loopt er momenteel een actie, in gang gezet door het Radio 1 programma “Peeters en Pichal” en onder meer gesponsord door het fijne weekblad Humo. “In Godsnaam: geen kerstgedoe voor 15 december”. Los van het feit dat ik Annemie Peeters een gruwelijk irritant mens vind (enige misantropie is ook mij niet vreemd), en dat ik ook niet begrijp waarom in godsnaam God’s naam erbij moet worden gesleurd, sta ik rond en vierkant achter die actie. Ik heb een witgloeiende rothekel aan de onstuitbare versierdrift, het lampionnetjesfetisjisme en de klamme koopkoorts die de gemiddelde medemens al vanaf eind november in een wurggreep houden, daarbij stevig geholpen door de hypnotiserende muzak van het verenigde front der neringdoeners en grootgrutters. Eerlijk: bij al die opgedrongen en opgeklopte gezelligheid staat het kokhalzen me nader dan het kopen. Maar ja, wat doe je eraan? Je moet er willens nillens doorheen.

Vorige woensdag had ik mijn tienerdochter en één van haar vriendinnen in Brussel gedropt voor een rockconcert in het weergaloze kader van de Botanique. Ik had bijgevolg een paar uurtjes om handen. Ampel tijd om met eigen ogen vast te stellen hoe erg het met de kerstdrukte in ons aller hoofdstad zou zijn gesteld. Gewapend met mijn nieuwe camera trok ik de binnenstad in. Loop en kijk even mee. Opmerking vooraf: alle foto’s zijn zonder flash en met een ultrahoge ISO-waarde in het avondduister geschoten, vandaar de grove korrel en enkele overbelichte partijen. De foto’s zijn in klein formaat gepost, gewoon even aanklikken voor een bredere kijk op de zaken… En nu, Brussel in!

De kathedraal. Die van Sint-Michiel en Sint-Goedele. Indrukwekkend staaltj
e van Brabantse hooggotiek. Maar nergens kerstversiering of –verlichting te bespeuren. Where is the bloody spirit of Christmas? In het geval van de Brusselse hoofdkerk valt dat nog enigszins te begrijpen: ik ken geen enkele andere stad in Europa waar een gotische kathedraal plompverloren in een kantoorwijk ligt. Het trieste gevolg van de Noord/Zuid-verbinding die in 1952 door Koning Boudewijn werd ingehuldigd en waarvoor grote delen van het oude en volkse Brussel werden opgeofferd. Alvast één reden om jaloers te zijn op Antwerpen, Gent, Brugge of Mechelen, waar de kathedraal nog altijd in een grillig en middeleeuws stratenpatroon is ingebed.

De Grote
Markt/La Grande Place. Ontegensprekelijk één van de mooiste stadspleinen ter wereld. Het stadhuis is van een adembenemende pracht. Had die toren pal in het midden van het gebouw gestaan, zou het mysterieus genoeg heel wat minder aansprekend zijn geweest. Die avond vond er net een klank- en lichtspel plaats, met nu eens schitterende en dan weer hoerige lichteffecten (minstens één lichttechnicus moet een Anderlecht-supporter zijn). De Jappen lustten er pap van, maar geef toe: die kerstboom is echt wel een gaaf exemplaar…

De Beurs, het klop
pende hart van financieel België. In dees dagen ingesloten door uniform vormgegeven kerststalletjes, kwestie van overdaad en schreeuwerigheid te bannen. Een prima ingreep van het stadsbestuur. Het geheel oogt stemmig en vooral niet opdringerig. Ook opvallend afwezig: kerstmuzak. De voorgevel, veelal het decor voor vlaggenzwaaiende betogers of straalbezopen voetbalsupporters, baadt in een zacht en veelkleurig licht. Ik weet de Brusselse kerstsfeer voorlopig best te pruimen.




Vismarkt/Sint-Katelijneplein: het zenuwcentrum van de Brusselse winterpret, compleet met muziekkiosk, schaatsbaan, reuzenrad en kerstmarkt met binnenlandse en exotische lekkernijen. Ook hier geen wildgroei van foeilelijke kraampjes, en verblindende lichteffecten en een kakofonie van elkaar overstemmende Christmas evergreens blijven ons eveneens bespaard. Brussel viert Kerstmis waardig en ingetogen.
Kerstverlichting rond en in de Nieuwstraat: ook hier is overdaad consequent geschuwd. Geen agressief aan- en uitfloepende lampions in schelle kleuren, maar discreet over straten en gebouwen
gedrapeerde lichtguirlandes in gedempt wit.
Geen rondbuikige Santa Claus en irritante jingle bells in de poepsjieke etalages van de eerbiedwaardige Innovation, maar wel pikante lingerie. Pas onlangs heb ik achterhaald dat Innovation intussen deel uitmaakt van de Duitse Metro Groep die ook de Makro superstores in haar portefeuille heeft. Het schitterende art deco gebouw dat hier ooit stond en in mei 1967 afbrandde, werd haast voorspelbaar vervangen door een fantasieloze betonnen doos. De jaren 60 waren sowieso een stedenbouwkundige rampperiode voor Brussel. Leestip in dat verband: “Arm Brussel” van Geert Van Istendael.

Het Rogierplein, waar het altijd waait, ook op windstille dagen. Links het Sheraton hotel en centraal de
imposante Dexia Toren waarvan het belichtingsconcept recht uit de koker van een terminale ADHD-patiënt lijkt te zijn gerold. Akkoord, een stad met vele verlichte gebouwen oogt oergezellig (ik denk daarbij onwillekeurig aan Madrid), maar dit is er toch een beetje over. Effe dimmen, jongens! Die fraaie toren heeft dat echt niet nodig om op te vallen, al blijf ik erbij dat de oude Martinitoren iets meer uitstraling en panache had.

Slotsom: de kerstwoede valt nog best mee in Brussel. Low-key, zoals de Engelsen zo mooi zeggen. Alvast prettige feestdagen toegewenst!

woensdag, december 05, 2007

Belgitude

Op 15 december 2007 organiseren de vakbonden een nationale betoging in Brussel tegen het verlies van koopkracht. Een vakbondsbobo op de radio: “We vrezen wel voor een tegenvallende opkomst. Veel van onze leden zullen op die dag wezen kerstshoppen." Belgitude op haar best.

De dood in de pot

Al bijna zes maanden regeringsloos. Hebt u er enige hinder van ondervonden? Ik dacht het niet. Of u moet met mij die groeiende ergernis delen, om journaal na journaal, krant na krant en weekblad na weekblad te worden geconfronteerd met die zelfvoldane koppen van provinciaal – nee, parochiaal - denkende en handelende politici die zichzelf, in de aanloop naar de vorige verkiezingen, met veel bombarie als vaandeldragers van het goede bestuur hadden aangeprezen. Zelden vertoond, zoveel eigenwaan. Bah, laat ze gewoon lekker aanmodderen, want als ze al één iets hebben bewezen met hun formatiefratsen, is het dat België eigenlijk best zonder federale regering kan. Misschien zijn we zelfs beter af zonder! De flaters van Flahaut, het verbluffende rekengenie van Freya Van den Bossche, het groteske gezooi van Reynders en het warme opendeurbeleid van Onckelinckx in het gevangeniswezen, al sinds 10 juni zijn we ervan bespaard gebleven! Wat ik wél een beetje heb gemist, is de oprechte maar naïeve bevlogenheid van Verhofstadt die de hardnekkige illusie blijft koesteren dat België iets in Europa en de wereld te betekenen heeft, en de sneren van Karel De Gucht richting buitenlandse staatshoofden en regeringsleiders, bij voorkeur zwart of levenslang gebukt gaand onder een treffende gelijkenis met Harry Potter.

De politieke crisette in ons land, die in het buitenland blijkbaar meer zorgen baart dan binnen onze landsgrenzen, hebben we uiteindelijk over onszelf afgeroepen. Hadden we maar niet zo poujadistisch moeten stemmen. De middenstand regeert het land, zong Luc de Vos ooit in “Mia”, en dat is bij de laatste verkiezingen snoeihard gebleken. Vlaanderen stemt niet massaal rechts of fascistisch, dat is een enorm misverstand. De Vlaam stemt vanuit de buik. En het rommelt al enige tijd in die Bourgondische buik, waar grote en kleine ongenoegens darmkrampen en onwelriekende veesten voortbrengen. Één van die kwalijke winden is vleesgeworden in Jean-Marie Dedecker, de ultieme personificatie van Vlaamse zelfvoldane branie, aangedreven door benepenheid. Hij is, zoals vele Vlamingen in hun knusse landelijke fermette, anti-Waals, anti-Brussel, anti-hoofddoek, anti-holebi, anti-Europa, anti-snelheidsboetes, anti-belastingen, kortom, anti-alles wat een gezellig dorpsfeestje in de Westhoek of Kempen vermag te bederven. De politieke boodschap van Jean-Marie kan in één woord worden samengebald: navelstaarderij. Een boodschap die vooral bij egoïsten aanslaat, en daaraan geen gebrek in het welvarende Vlaanderen. In een kranteninterview, enkele dagen geleden, bekende misdaadauteur Pieter Aspe dat hij zonder aarzelen op Lijst Dedecker had gestemd, omdat hij “stilaan de buik vol heeft van die arrogante Walen rond Brussel.” Daar heeft vooral hij last van, in zijn Oostendse biotoop waar hij zijn rammelende misdaadromannetjes in elkaar flanst, op maat van het VTM-publiek en het koopvee dat zich elk jaar opnieuw op de Antwerpse boekenbeurs verdringt. Deze kladschrijvende middenstander, rijk geworden met het spuien van fastfoodlectuur, slaat zichzelf even hoog aan als Umberto Eco (de hoogmoed, de hoogmoed!) en meet zichzelf de allures aan van een politiek orakel. Echte schrijvers, zoals een Jeroen Brouwers, hullen zich tenminste in stilte en trots gedragen armoede (sic).



Het separatistische discours is dom en kortzichtig, en wordt hoofdzakelijk aangewakkerd door politici uit West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg. België is een Siamese tweeling, met Brussel als gemeenschappelijk orgaan. Daarin snij en kerf je niet ongestraft. Brussel is onze grootste troef en internationaal sterkste merknaam, en we springen er gevaarlijk achteloos mee om. Flaminganten schermen graag met het vermoeide argument van miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië. Iedereen herinnert zich nog wel die kwetsende en smakeloze stunt van Bart De Wever die hijzelf als “ludiek” omschreef (hopsakee, met enkele bestelwagentjes vol nepgeld de taalgrens over: kijk eens hoe stoer! En kijk eens met wie ik hier op de foto sta!). Intussen is onweerlegbaar becijferd dat er pakken méér geld van Brussel naar Vlaanderen schuiven, maar daarover wordt benoorden de taalgrens zedig gezwegen, wegens propagandaondermijnend.

Een Vlaanderen zonder Brussel is woestenij. Een Wallonië zonder Brussel, de dood in de pot. Neem het aan van uw derde oog, wakend over de Zennevallei.