maandag, maart 28, 2011

Blog revived!

Blog revived! Blog nieuw leven ingeblazen!

Upcoming posts will alternately be written in English & Dutch.
Volgende posts zullen afwisselend in het Nederlands & Engels verschijnen.

Bye for now! Tot blogs!

zondag, maart 27, 2011

A very rough guide to Belgium

Belgium. A country everyone loves to hate.

Because, fair enough, we have not a lot to brag about. And an awful lot of reasons to complain. In comparison with our friendly neighbours, we have by far the highest income tax. The lowest pensions. The worst roads. Trains never run on schedule and are prone to collide from time to time. The Brussels and Antwerp beltways are jammed from dawn to dusk. Belgians pay through their nose for Internet and mobile phone subscriptions. Our energy prices rank among the highest in the world. Our football teams are a laugh. We won the Eurovision song contest only once (by bribing the jury). We hosted one of the biggest footbal riots ever to occur. We are home to pervert priests and paedophile rings. Our politicians excel in messing things up. We sold our airline to the Swiss and our banks and nuclear power plants to the French. For a trifle. There is no natural scenery to be found in Belgium, except in the Ardennes. Which the Dutch have invaded. Our climate is a compromise between soaked England and moist Germany. Our villages are ugly blots on the landscape. If you want to settle in Belgium, you will have to learn Dutch and French. And even some German, for crying out loud.

Why would anyone even bother to settle in Belgium? Or even visit it, for that matter. I might come up with a few reasons. Beer and chocolate, obviously. More than 500 kinds of beer, all of them second to none. The

great art cities of Brussels, Ghent, Bruges and Antwerp. René Magritte and Pieter Paul Rubens. 'Tin tin' Hergé and Jacques Brel. Amazing comics. The food, which is better than anything the French can concoct. Top notch fashion designers. Affordable higher education, with tuiton fees hardly exceeding 500 EUR. One of the best healthcare systems in the world. I could rant on like this for ages, but I won't, because you wouldn't believe me anyway. Because I am Belgian. Why don't you ask Ray Cokes instead? He's recently moved to Belgium, for all of the above-mentioned reasons. You don't know who Ray Cokes is? Google him pronto. He's a man of discerning taste, and he loves Belgium. Let him be a shining example t
o you all!

donderdag, december 04, 2008

Vinos de España

Uw Derde Oog, wakend over de Zennevallei, lust wel een glaasje. Geen wereldschokkend nieuws. In Antwerpen kunt u hem wekelijks betrappen met een Duvel of twee na een donderdags partijtje minivoetbal. Sommige ingewijden hebben hem ooit in actie gezien tijdens een pub crawl in Dublin. En een andere intimus dit jaar nog op een wine probing tour in Madrid. Maar beweren dat hier een dronkenlap achter het toetsenbord zit, zou dan weer té ver gaan. Veel leesbaars zou er in dat geval niet op uw beeldscherm te bewonderen vallen.

Het vreemde is: als Belg zijnde, ben ik niet echt een bierdrinker. Los van die wekelijkse Duvel(s) drink ik zelden bier. Af en toe een Grimbergen, Leffe of trappist, na een pittige duurloop of bij een goede voetbalwedstrijd op TV. Pils drink ik vrijwel nooit. Zéér onbelgisch, dat besef ik ook wel. Maar het is geen zeldzaamheid. Ook in de omgekeerde richting zijn er van die uitzonderingen. We hebben een aangetrouwde Griek in de familie, rechtstreeks uit Hellas geïmporteerd, en die drinkt amper wijn. Heeft een zwak voor Corsendonk en Affligem. En ik ben dan weer een rabiaat wijnliefhebber.

In die hoedanigheid prijs ik mezelf overigens héél gelukkig dat ik in België woon. Het mag een boude bewering lijken, maar bewijs mijn ongelijk maar eens: in geen enkel ander land ter wereld vind je zo'n ruim, gediversifieerd, goed èn betaalbaar wijnassortiment in de supermarkten. Delhaize, Colruyt en ook wel Makro en Carrefour bieden wijnen aan uit Spanje, Italië, Griekenland, Argentinië, Chili, Uruguay, Nieuw-Zeeland, Australië, Duitsland, Oostenrijk, Californië, Marokko en zelfs Mexico. En natuurlijk ook uit Frankrijk. Ga daar eens om in Frankrijk zelf. Dit jaar nog de proef op de som genomen in de Provence: 95% Franse wijnen, en daarnaast wat goedkope Chianti's en marginale Spaanse wijntjes. Niet één Rioja aangetroffen! Idem dito en mutatis mutandis in Spanje: bitter weinig Bordeaux in de rekken. Neem het gewoon van me aan: als wijnliefhebber ben je nergens beter dan in België. Waar ook tal van onafhankelijke wijnhandelaars opereren met een waanzinnig goed aanbod. Dat mocht ik onlangs met eigen ogen en papillen vaststellen op Megavino, de jaarlijks weerkerende wijnbeurs in Brussel. Waar me dit keer zelfs een actieve rol was toebedeeld, als officiële wijnproever van De Morgen & Kurkdroog, de "consumer site voor wijn uit de supermarkt". Spanje was dit jaar gastland op Megavino, en onze taak bestond erin om de beste Spaanse wijnen uit de Belgische supermarkten aan te duiden. In de prijsklasse tot 15 euro. Niet echt een vervelende klus, dat zal u al hebben begrepen.


Met de eindejaarsfeesten en de bijbehorende wijnaankopen in zicht, en omdat u (i) ook een uitgesproken voorkeur voor Spaanse wijn hebt of (ii) uw wijnhorizon niet tot Frankrijk beperkt wenst te houden, wil ik u de uitslag van ons gesnuffel en gegorgel uiteraard niet onthouden. Hier komt ie:


Award Beste Spaanse Wijn
Azpilicueta Crianza – Rioja 2005, Delhaize, 9,39 euro (Score 84,61 %)
Foutloze wijn die ondanks zijn jeugd al openbloeit in neus en mond. Voorbeeldig evenwicht, rijke fruitinvulling en een mooie lengte. Geen enkele andere wijn kwam in zijn onmiddellijke buurt.
Award van de De Morgen-lezers
Museum Reserva – Cigales 2004, Colruyt, 11,75 euro (score 83,04 %)
Deze wijn eindigde in het algemeen klassement op een tweede plaats. Wijn met een charmant en intens aroma die misschien net wat complexiteit en lengte mist om de winnaar naar de kroon te steken.
Award Beste Prijs/Kwaliteit
Vegas 3 – Castilla y León 2005, Delhaize, 4,99 euro (score 82,17%)
We wisten dat Spanje ook in de lagere prijsregionen kon scoren, maar niemand van de jury kon vermoeden dat er zoveel kwaliteit zat in een flesje met kunststofkurk.
Speciale Vermelding van de professionele jury
Gran Fuego Reserva – Navarra 2003, Spar, 2005, 7,29 euro Een betaalbare reserva met intens aroma en een flatterend boisé-gehalte die in de mond eerst wat gesloten blijft en het beste pas laat zien na decanteren. Deze vurige Spanjaard uit het Noorden voelde de hete adem in de nek van de Epulum Gran Reserva (Rioja 2001, Aldi, 6,99 €) die in de finale alleen wat structuur mist om het helemaal te maken.

En hier volgt de volledige top-10:
1. Azpilicueta Crianza - Rioja 2005 - Delhaize (9,39 €)
2. Museum Reserva - Cigales 2004 - Colruyt (11,75 €)
3. Gran Fuedo Reserva - Navarra 2003 - Spar (7,29 €)
4 . Epulum Gran Reserva - Rioja 2001 - Aldi (6,99 €)
5. La Mogarba - Priorat 2006 - Delhaize (12,40 €)
6. Convento Oreja - Ribera del Duero 2004 - Colruyt Collishop (12,95 €)
7. Vegas ‘3’ - Castilla y León 2005 - Delhaize (4,99 €)
8. Marqués de Cáceres Crianza - Rioja 2002 - Carrefour (14,99 €)
9. Los Condes - Catalunya 2005 - Spar (3,95€)
10. Torres Sangre de Toro - Catalunya 2005 - Carrefour/Cora/Makro (5,99 €)

Doe er uw feestelijk voordeel mee!

En nu moet ik, wijngewijs, nog een oude belofte gestand doen. Een fors jaar geleden had ik u beloofd op weg te zetten naar uitstekende Griekse wijnen in België. Een zeldzaamheid, voorwaar, maar de Grieken hebben een stevige inhaalbeweging ingezet en hier en daar verschijnen er verrukkelijke flesjes uit Hellas in de rekken. Zo ook diep in de Limburgse bossen, meer bepaald in Opglabbeek, waar sinds enkele jaren wijnhandel Pasqualinno opereert. Nu zal u opwerpen: ha, sluikreclame! Hij kent die mensen toevallig, en voor een paar flesjes flutwijn wil ie best wat aan name dropping op zijn blogske doen. Dan moeten ze Test-Aankoop minstens 50 kistjes wijn hebben beloofd, voor het plegen van deze lovende commentaar: “Zeer originele selectie wijnen uit Europese wijnproducerende landen (Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Moldavië), waarvan sommige afkomstig zijn uit de bio-landbouw.” (Test-Aankoop, Wegwijs in Wijn, Editie 2009). Het Griekse wijnaanbod van Pasqualinno is verrassend goed, met vooral twee (witte) uitschieters: Sigalas uit Santorini, en Mantinia van wijnhuis Tselepos (Peleponnesus). De eerstgenoemde wijn wist zelfs wijngoeroe Frank Van der Auwera in die mate te bekoren, dat hij hem prompt opnam in zijn jaarlijks weerkerend referentiewerk “De 300 beste wijnen onder de 10 euro”. Lees zijn proefverslag even mee: “Van het Kabouter Plop-kleine eiland Santorini met zijn zwarte vulkaanstranden komt deze uitstekende biovriendelijke wijn van Paris Sigalas, een ex-wiskundeleraar die gebeten werd door de wijnmakerij […] Deze cuvée wordt vooral gedirigeerd door 60% Asirtikodruiven. Dat hier “vieilles vignes” (meer dan 40 jaar) in het spel zijn, ruik en proef je: de concentratie is namelijk groot. Bronhelder strogeel, olietranend. Rijp, zomers boeket met gelevruchtenpuree en perziken. Ook in de mond aanvankelijk véél maturiteit met sappige perziken- en abrikozencoulis, maar naarmate de smaak vordert een meer citruszesty karakter en vooral mineraal strak. Maaltijdwijn par excellence.”

En nu niet met z’n allen richting Opglabbeek, want anders is al dat lekkers meteen opgesloeberd!

dinsdag, november 25, 2008

Hasta siempre, Wannes

Ik vernam het nieuws vrijwel onmiddellijk, door de homepage van De Morgen aan te klikken. Wannes is weg. Een groot man is voorgoed heen. Maar niet zonder een diep en onuitwisbaar spoor in ons cultureel landschap te hebben achtergelaten.

Het eerste beeld dat onmiddellijk door me heen schoot, was mijn laatste aanblik van Wannes die voor altijd op mijn netvlies gebrand is gebleven. Het was in de cafetaria van de Mechelse stadsschouwburg, na een laaiend Flamencoconcert van Wannes, Amparo Cortés en de dartele Galicische meiden van Ialma. Wannes - amper hersteld van zijn eerste leukemiekuur – zat moederziel alleen aan een tafeltje, staarde dof voor zich uit en oogde ingevallen en asgrauw. Terwijl mijn eega en ikzelf vrolijk stonden te kwebbelen met de bloedmooie Ialma-zangeressen. Het contrast kon moeilijk groter zijn. Amparo Cortés – die we aandoenlijk La Abuelita noemden – stelde ons echter gerust: het ging heus wel goed met Wannes, maar na zo’n doorleefd concert was hij fysisch volledig op en had hij vooral nood aan stilte en introspectie. Een perfectionist, die Wannes, vervolgde ze: hij zit nu waarschijnlijk te broeden op die paar foutjes die hij tijdens het concert heeft gemaakt. Onze diepste appreciatie betuigden we uiteindelijk met een zachte schouderklop bij het naar buiten gaan. Een korte knik was het antwoord.

Wat me nu vooral stoort en stilaan ook begint te ergeren, is dat Wannes Van de Velde in vele Vlaamse media tot Antwerpen wordt verengd. Wannes was een universele stadsmens, een kosmopoliet die net zo graag door Brussel en Charleroi als door Antwerpen kuierde. En wie me terminale schurft en netelroos bezorgen, zijn die journalisten die de term “kleinkunst” weer vanonder het stof menen te moeten halen. Ik gruw van dat woord, allicht in de jaren zestig bedacht door zo’n Davidsfondser met een ringbaardje. Neem nu Wannes’ meest bekende lied: “Ik wil deze nacht in de straten verdwalen”. Dat is toch geen kleinkunst! Onversneden stadsblues, ja, helemaal in het verlengde van de Griekse rebétiko die Wannes ook zo prachtig vond. Met wie ik mezelf in héél goed gezelschap mag rekenen. Maar het was vooral de flamenco die hem tot in de diepste vezels had beroerd. Wannes was een schitterend flamencogitarist die tot in Andalusië erkenning genoot. Spanje spookte voortdurend door zijn hoofd. Zoals hijzelf zo mooi verwoordde bij het begin van die eerder genoemde concertenreeks in 2002: “Het zal onderhand wel zijn geweten dat ik al meer dan een half leven lang gebeten ben door de cante flamenco. Het is als een demon die ik ooit vanuit een onweerstaanbare drang heb opgeroepen en die me nooit meer heeft losgelaten. Eén van de nevenverschijnselen hiervan is, dat wanneer ik aan Spanje denk, ik me steevast een imaginair Andalusië voorstel, een okerkleurig, droog steenlandschap, waarin mensen diepe emoties en tragische fataliteiten tot leven brengen in de raadselachtige regionen van de cante jondo, de diepe zang. En toch heb ik, ondanks deze nogal exclusieve fascinatie, altijd goed beseft dat de flamenco slechts een klein deel uitmaakt van de ongelooflijk rijke verscheidenheid van regionale muziek die ons door de Spanjaarden - alle Spanjaarden - wordt aangereikt. Wie ooit de monumentale zangen uit Asturië heeft gehoord, of de ernst heeft gevoeld waarmee Basken hun ijzersterke voorvaderlijke dansen uitvoeren, zal weten wat ik bedoel. Zoals de Galiciërs, gedreven gaiteros (doedelzakspelers), zangers en zangeressen, zoals de felle meisjes van Ialma, die de oeroude Keltische klanken uit hun moederland tot leven brengen tussen de staal- en glasconstructies en de businessjachtigheid van Brussel. Eigenlijk is het bijna niet te geloven. Maar het bestaat, naast zoveel andere vormen en kleuren die zich hier, in de oude smeltkroes België, hebben kunnen ontplooien, en dat nog steeds doen. Een rijkdom, al vinden sommigen van niet. En dan komt dat telefoontje: of ik misschien eens iets in elkaar zou willen steken met Amparo Cortés, mijn trouwe flamenco-compañera, en de meisjes van Ialma. Ja, dacht ik, een ontmoeting : het diepe Zuiden naast het Keltische Spanje, en ik, als enige "vreemdeling" zou dan met mijn hele eigenzinnige bagage zoiets als een verbindingsteken vormen. Het is duidelijk : Spanje zit weer achter me aan, de oude demon heeft me weer in het vizier, of onder schot, 't is maar hoe je het zien wil.” Wanneer ik dit opnieuw lees, besef ik hoe bevoorrecht mijn eega en ikzelf zijn geweest dat we dit concert hebben mogen bijwonen.

We zullen hem missen, Wannes. Met de grote pet diep over de ogen getrokken, vaak gehuld in een wijde jas. Nauwelijks herkenbaar. Het liefst in de schaduw. "De schaduw waarin je verdwijnt, is interessanter dan de schijnwerpers. Het schaduwgebied waar de verliezers komen, de mensen die ook wel eens willen zwijgen, daar zit ik eigenlijk op mijn plaats.” (De Morgen, 2003). Mensen die ook wel eens willen zwijgen… wat hebben we daar toch een schrijnende nood aan, in dit tijdperk van hersenloos kwakende en kwekkende politici en BV’s. Sommigen hebben Wannes in de voorbije dagen op één rij geplaatst met grootheden zoals Muddy Waters, Ry Cooder en Mikis Theodorakis. En ik moet zeggen: in die galerij misstaat hij helemaal niet.

Wannes Van de Velde was een grote seigneur die waardig en dapper is heengegaan. En diep in ons zal hij altijd blijven zingen. Over Antwerpen. Over Spanje. Over het leven. Want dat is een “eeuwige beweging, een onsterfelijke reis, zonder doel, zonder bestemming, zonder hel of paradijs."

Hasta siempre, Wannes!

Paint job gone awry

Historisch maandje achter de kiezen. A black guy in the White House! Wie had dat ooit voor mogelijk gehouden? Zoals u weet of misschien niet weet, is uw dienaar een fervent liefhebber van de betere TV-feuilletons die hij - tot wanhoop van zijn eega, boekhouder en bankier - containergewijs laat aanslepen. Één van die series is House M.D., over een cynische en politiek hoogst incorrecte ziekenhuisarts, gespeeld door de onnavolgbare Brit Hugh Laurie (die u misschien nog kent van Blackadder). In een bepaalde aflevering moet hij een hooggeplaatst zwart politicus met presidentiële ambities behandelen. Hij geneest de man, maar ontneemt hem alle verdere politieke illusies met een rake one-liner: "Get real man! They don't call it the White House just because of the paint job!" Niet dus.

Op alle kranten wereldwijd prijkte de manhaftige en glunderende kop van Barack Obama. Maar de mooiste voorpagina had, naar mijn gevoelen, de Spaanse krant "El Periódico". Met veel historisch besef drukte die een foto af van Martin Luther King, met daarnaast de simpele maar toch zo treffende boodschap: "Het is geen droom meer."



Dichterbij huis is er ook heel wat stof opgewaaid. Een onkreukbaar gewaand politicus verdacht van aandelenhandel met voorkennis. Fortis dreigt nog anderen in haar val mee te sleuren, zoveel is zeker. En Humo uit de rekken genomen wegens vermeende inbreuk op privacy in een... satirische rubriek! In wat voor apenland leven wij toch... Ook in beroep haalde Humo bakzeil, omdat de rechter van dienst oordeelde dat de schaamteloos sjoemelende en vozende opperbaas van onze flikken géén publiek figuur is! Ja, zo kan het wel weer. Omdat ik van zoveel hypocriet gedoe het héén-en-wéér krijg, publiceer ik hierbij de gewraakte fotocollage. Doeme toch. En nu maar wachten op die dagvaarding…

Schijnbewegingen in nederigheid

Een mens moet zijn plaats kennen. Bescheidenheid siert. Jezelf kundes en vaardigheden toedichten die je in de verste verte niet bezit, is onwelvoeglijk. Jean-Marie Pfaff kon keepen, niemand die het zal ontkennen. Maar verder: braakland onder een krullebol. Stroh im Kopf. Hemdskraaghoer. Wilde ooit per se baron worden, èn een eredoctoraat aan de universiteit van Heidelberg claimen. Wegens verdiensten voor het Vaderland/Vaterland. Ach, meine Liebe. En Prins Flup dan: vindt zichzelf klaar om het roer over te nemen, maar Albert blijft formeel: de family brain cell, het best bewaarde kleinood van Laken, wil hij voorlopig nog niet afstaan. Houden zo, Albert! Jean-Marie Dedecker, de brulboei van Oostende, profileert zich steeds nadrukkelijker als de laatste strohalm van de hardwerkende en euh... weldenkende Vlaming. Uit zijn bek galmt de stem des volks. Nou moe, veeleer walmt: de stem van het volk stinkt per definitie. En meer nog uit de bek van Jean-Marie die de ene taalscheet na de andere afscheidt. Bovendien is zijn discours doordrongen van de misselijkmakende spruitjeslucht die Het Laatste Nieuws elke ochtend over ons heen kiepert. Neen, in dit tochtgat aan de Noordzee worden we geregeerd en geleid door beunhazen met veel praatjes. De tot voor kort grootste bank van het land bleek plots in de graaiende handen van een bende gewetenloze casinokapitalisten, waarna onze verkozen vaandeldragers van het deugdelijk bestuur erin slaagden om zich in één week tijd door de Hollander en de Franzoos te laten rollen. Stuitende onkunde, maar morgen komt de zon weer op.

Uw dienaar heeft daarentegen een mateloze bewondering voor de eenvoudige stielman. Mensen die hun vak onder de knie hebben, en verder geen kapsones in de aanbieding. De loodgieter die vorige week de circulatiepomp van zijn gasketel in een wip wist te herstellen, en het hele huis in een gezellige warmte onderdompelde: tot tranens toe ontroerd. Nu ja, het kostte me wel 150 euro, maar in ruil daarvoor: échte warmte, tot op het bot. Kan je niet zeggen van die gebakken lucht van een Noël Slangen rond de Oosterweelverbinding, waarvoor u en ik al 5 miljoen euro hebben opgehoest. Daar krijg je het bepaald koud van.

Of neem nu mijn 16-jarige dochter. Heeft zich plots ontpopt tot wiskundewonder, ondanks haar genetische belasting. Vol ongeloof en stiekeme bewondering overloop ik haar recente toetsen (20/20, 29/30, 38/40...), onderdruk een koude rilling bij de herinnering aan mijn eigen hopeloze wiskundegeploeter, aai haar over de bol en teken voor gezien. Opnieuw echte warmte, nog dieper dan het bot, maar ditmaal van trots over zoveel eerlijk bij elkaar gezwoegde erkenning. Een gevoel dat mijlenver van me afstaat bij de aanblik van, pakweg, Bertje Anciaux.

Wat kan uw dienaar eigenlijk zelf? Bitter weinig. Schrijft heelder dagen opgeblazen onzin en verkoopt die tegen woekerprijzen aan big corporations die er met open ogen intuinen. Want gerund door heerschappen met een voorliefde voor gezwollen maar vooral nietszeggend taalgebruik. Genre Noël Slangen. Vindt van zichzelf dat ie het Nederlands tamelijk goed beheerst, al liet hij zich gisterenavond na een pittig voetbalwedstrijdje betrappen op een ongewild grappige contaminatie, helaas té schunnig om hier als didactisch voorbeeld te worden opgediend. Stamelt voorts wat flarden Engels, Duits, Frans, Spaans, Grieks en Limburgs. Weet ook iets over literatuur, film, schilderkunst en theater. Kan met een beetje meeval een computer aan de praat krijgen en houden. En vindt van zichzelf dat ie in een nuchtere bui over wijn kan meelullen. Dat is het zo ongeveer. Niet veel om over op te snijden, maar laat dat nu het enige kredietpunt van uw aller dienaar zijn: hij kent zijn plaats. Zijn bescheidenheid siert hem. Hij dicht zichzelf geen kundes en vaardigheden toe die hij in de verste verte niet bezit. Schijnbewegingen in nederigheid horen daar ook bij.

Het Makro-complot

Ik heb een haat/liefde-verhouding met Makro. Makro is Metro, en Metro is Duits. Om maar te zeggen: dat komt nooit goed. Maar Makro ligt hier wél om de hoek, heeft een ruime parking, een fijn assortiment, vriendelijk personeel en scherpe prijzen. Dus wat doet een mens, in deze tijden van wegsmeltende koopkracht? Juist, hij gaat node winkelen bij Makro. Of bij Colruyt, daar wil ik van af zijn. Nu, in deze kolommen zult u geen onvertogen woord over Colruyt lezen. De CEO van deze Belgische grootgrutter is toevallig mijn bovenste beste buurman, en liever een goede buur dan een verre vriend. Bovendien heeft Jef me al enkele keren een uitgelezen wijntje of een waanzinnig dure champagne in de handen gestopt. Omdat uw dienaar zo welwillend was geweest om zijn vastgelopen computer uit de cybermodder te trekken. Een fijn man, voorwaar. En bescheiden! Is telg van één van de vijf rijkste families van België, en tuft rond in een onopvallende Volvo. Loopt gekleed zoals uw sjofele dienaar: in jeans, T-shirt en versleten sneakers. Mochten ze de Belgen ooit uitsluitend belasten op signes extérieurs de richesse, de Jef en ikzelf zouden geen rotte stuiver aan de Staat afdragen. Ignace Crombé, daarentegen... Maar we dwalen af. Winkelen bij Makro.

Een regelrechte gruwel. Veel lekkers, maar wel verpakt in een betonnen doos. Muzak uit alle hoeken en kieren. Nergens daglicht te bespeuren. Kil licht, uitgestrooid door honderden meters TL-buizen, zelfs boven de lingerieafdeling. The horror, the horror! En soms: het onbehaaglijke gevoel dat je in een time warp bent verzeild. Omdat Makro oorspronkelijk is opgericht om uitsluitend aan kleinhandelaars te verkopen die tijdig hun voorraden moeten inslaan, geldt de gewone wetgeving hier niet. Zo kan het gebeuren dat je rond kerstmis enorme rijen paasartikelen ziet uitgestald. Sinterklaas waait rond september de Makro binnen. En medio oktober zie je er overal kerstlichtjes aan en uit floepen.

De voorbije weken was het zelfs hoogst irritant shoppen bij Makro. Er loopt momenteel een actie rond gratis tankbeurten, luidruchtig aangeprezen door een aartslelijke nep-Texaan: John McRoe (hebben jullie hem?). Om het kwartier schalt die lul door de speakers, in een belachelijk Nederlands dat Amerikaans moet voorstellen: "Jes piepel, der es ei winner! Die kan free tenken! Jihaa!!". Horendul word je ervan.

Maar het ergste moet nog komen. Ik verdenk Makro van een onfris complot tegen ondergetekende. Wat ik er ook koop, amper één week later wordt het desbetreffende artikel tegen ster- of kroonprijs aangeboden. Een fraaie leren bureaustoel? Na een week had ik het kreng eindelijk in elkaar geschroefd, zeeg vermoeid neer en sloeg achteloos de Makro-folder open. Dertig procent eraf! Een blitse laptop met de nieuwste en bloedsnelle Intel Duo Core processor? Met veel gezucht en gevloek Vista geïnstalleerd, Internet Explorer geconfigureerd en naar de Makro-site gesurfd. Vierhonderd euro goedkoper! Vorige week was het alwéér van dattum. Uw aller dienaar, vooruitziend als altijd, had zijn Fortis-aandelen nóg sneller dan Paul D'Hoore verpatst, en zat dus op een flinke berg cash waar ie niet direct blijf mee wist. Met een coffre-fort richting Makro, en er als terminaal filmfanaat een HD-beamer met twee reusachtige wandprojectieschermen in het wagentje gepleurd. Gisteren is de nieuwe Makro-folder uitgekomen. Yep. Jihaa!

Terug van lang weggeweest

Jongens en meisjes, toch. Lang weggeweest uit de blogosfeer. Herinner me nog vaag iets over een fotowandeling door Brussel, ondergedompeld in stemmige kerstsfeer. Nu, Winterpret/Plaisirs d’hiver/Winter Wonders gaat straks weeral van start in ons aller hoofdstad, wat erop neerkomt dat ik bijna één jaar niets meer heb gepost. Driewerf foei, inderdaad, en pek en veren. Writer’s block? Lijkt aannemelijk, maar integendeel: in de voorbije elf maanden heb ik tonnen tekst afgescheiden, zij het helaas van commerciële inslag, bijgevolg onnoemelijk saai en niet van aard om hier te worden neergepletst. Een mens met vier geldverslindende kinderen moet de nodige pecunia binnenbrengen, nietwaar, en al zeker in deze tijden van bankcrises, dreigende recessie en sluipende koopkrachtdaling. Dan is een blog een besogne van ondergeschikt belang. Bon, wat hebben de mijnen en ikzelf de voorbije elf maanden zoal uitgepeuterd wat niet onder de algemene noemer “dagelijkse sleur” kan worden ondergebracht? Het zal u allicht een hele of halve worst zijn, maar toch een korte en fotografisch geïllustreerde flashback.

Vooreerst, met terugwerkende kracht: een gelukkig 2008 toegewenst! Althans, voor die ene maand die ons dit jaar nog rest.

In april, een weekje Madrid meegepikt met soulmate GV, met wie ik af en toe ook een balletje meetrap in Antwerpen. Ons gelaafd aan topvoetbal, hoogstaande cultuur en liters fluweelrode Rioja en Ribera del Duero. Of meer specifiek: de topwedstrijd Real Madrid-FC Sevilla (3-1), de Gouden Museumdriehoek (Prado-Reina Sofía-Thyssen), de pronte gevels van het 19de-eeuwse Madrid en het statige Toledo. Op de bijgaande foto’s ziet u onder meer de emblematische Madrileense beer, peuzelend aan de moerbeiboom aan de Puerta del Sol, Raúl die een reuzenkans mist, Velásquez die de toegangspoort van het Prado bewaakt onder de wapperende Spaanse vlag, en een panoramisch beeld van Toledo. Het hart van Spanje, gevat in enkele foto’s.

In mei huwde mijn geliefde nicht LvN, een blonde Vlaamsche die in Den Haag onvermoeibaar aan onze moedertaal timmert, met PdV, een boeiend heerschap dat helaas tot een uitstervend ras behoort: dat van de geëngageerde intellectueel. U hebt die lichte ronding in haar buik allicht opgemerkt. Welnu: met blijdschap kan ik u melden dat die intussen verdwenen is en dat de vrouwelijke meerderheid alweer met één eenheid is toegenomen. Maar dan wel met een wolk van een meisje!

Ook al in mei werd een nieuwe minivoetbalclub in Antwerpen boven de doopvont gehouden: Casa Loca, waarvan het voorzitter- en sponsorschap op mijn schouders rusten. Voorts wordt van uw dienaar verwacht dat hij ook het doelsaldo een weinig opkrikt. Hoe het die club intussen vergaat, leest u binnenkort via een link in de rechterkolom.

In juni zwaaide mijn jongste zoon van de lagere school af. Met vrucht geslaagd, èn een kus van de juf er bovenop! Eind juni waren mijn eega en ikzelf getuige van een memorabel concert van Bruce Springsteen in het Antwerpse Sportpaleis, en amper vier dagen later ruilden we het druilerige België twee weken lang voor de zonnige Provence. Een primeur voor deze hardleerse Spanjegangers en koppige Griekenlandfanaten, en uiteindelijk ook een aangename openbaring. Charmante dorpjes, bloemenpracht alom, geurende lavendel, historisch beladen steden en sites, indrukwekkende landschappen (de Gorges du Verdon!) en een keuken die haar wereldwijde reputatie alle eer aandeed, al was die ober even niet aanspreekbaar toen we crema catalana bestelden en crème brûlée bedoelden…

De pletsnatte zomer was in een zucht voorbij, en eind september toog ik met mijn twee grootste jongens en hun respectieve vriendinnen voor een weekje richting Catalonië, tot nader order nog altijd in Spanje gelegen. Het werd een aangenaam weerzien met het Iberisch Schiereiland, ook al omdat het weer reuze meezat. In een gulle bui trakteerde ik het jonge volkje op een waanzinnig lekker etentje in een klasserestaurant, en voorts bezochten we een Romaanse abdij in de Pyreneeën en het onvolprezen Gerona by night. Een plaats die onlangs in een Spaans referendum uitgeroepen werd tot de “meest aangename stad in Spanje”. Een beetje zoals Hasselt in België, soit. Op de heen- en terugweg deden we ook enkele Franse oorden aan, waaronder Avignon, Dijon en Reims. Vooral Dijon is bijgebleven, en intussen weet ik ook waarom. Vorige week maakte het National Geographic Traveler Magazine een ranglijst bekend van de meest authentieke historische bestemmingen ter wereld. Gebaseerd op de mening van 280 professoren, journalisten en touroperators. Behoorlijk representatief en oordeelkundig, met andere woorden. Op plaats één: Stift Melk (Oostenrijk). Op plaats drie: Gent. Niet écht verrassend. En op plaats negen: Dijon. Vaut effectivement le détour.

Bij onze terugkeer in België wachtten ons herfst en werk geduldig op. Bummer. Intussen gloren kerstmis en 2009 al om de hoek, en hebt u zopas mijn eerste post van 2008 gelezen. Reacties altijd welkom, ook op de bovenstaande items.

maandag, december 10, 2007

Kerstgroetjes uit Brussel

In België loopt er momenteel een actie, in gang gezet door het Radio 1 programma “Peeters en Pichal” en onder meer gesponsord door het fijne weekblad Humo. “In Godsnaam: geen kerstgedoe voor 15 december”. Los van het feit dat ik Annemie Peeters een gruwelijk irritant mens vind (enige misantropie is ook mij niet vreemd), en dat ik ook niet begrijp waarom in godsnaam God’s naam erbij moet worden gesleurd, sta ik rond en vierkant achter die actie. Ik heb een witgloeiende rothekel aan de onstuitbare versierdrift, het lampionnetjesfetisjisme en de klamme koopkoorts die de gemiddelde medemens al vanaf eind november in een wurggreep houden, daarbij stevig geholpen door de hypnotiserende muzak van het verenigde front der neringdoeners en grootgrutters. Eerlijk: bij al die opgedrongen en opgeklopte gezelligheid staat het kokhalzen me nader dan het kopen. Maar ja, wat doe je eraan? Je moet er willens nillens doorheen.

Vorige woensdag had ik mijn tienerdochter en één van haar vriendinnen in Brussel gedropt voor een rockconcert in het weergaloze kader van de Botanique. Ik had bijgevolg een paar uurtjes om handen. Ampel tijd om met eigen ogen vast te stellen hoe erg het met de kerstdrukte in ons aller hoofdstad zou zijn gesteld. Gewapend met mijn nieuwe camera trok ik de binnenstad in. Loop en kijk even mee. Opmerking vooraf: alle foto’s zijn zonder flash en met een ultrahoge ISO-waarde in het avondduister geschoten, vandaar de grove korrel en enkele overbelichte partijen. De foto’s zijn in klein formaat gepost, gewoon even aanklikken voor een bredere kijk op de zaken… En nu, Brussel in!

De kathedraal. Die van Sint-Michiel en Sint-Goedele. Indrukwekkend staaltj
e van Brabantse hooggotiek. Maar nergens kerstversiering of –verlichting te bespeuren. Where is the bloody spirit of Christmas? In het geval van de Brusselse hoofdkerk valt dat nog enigszins te begrijpen: ik ken geen enkele andere stad in Europa waar een gotische kathedraal plompverloren in een kantoorwijk ligt. Het trieste gevolg van de Noord/Zuid-verbinding die in 1952 door Koning Boudewijn werd ingehuldigd en waarvoor grote delen van het oude en volkse Brussel werden opgeofferd. Alvast één reden om jaloers te zijn op Antwerpen, Gent, Brugge of Mechelen, waar de kathedraal nog altijd in een grillig en middeleeuws stratenpatroon is ingebed.

De Grote
Markt/La Grande Place. Ontegensprekelijk één van de mooiste stadspleinen ter wereld. Het stadhuis is van een adembenemende pracht. Had die toren pal in het midden van het gebouw gestaan, zou het mysterieus genoeg heel wat minder aansprekend zijn geweest. Die avond vond er net een klank- en lichtspel plaats, met nu eens schitterende en dan weer hoerige lichteffecten (minstens één lichttechnicus moet een Anderlecht-supporter zijn). De Jappen lustten er pap van, maar geef toe: die kerstboom is echt wel een gaaf exemplaar…

De Beurs, het klop
pende hart van financieel België. In dees dagen ingesloten door uniform vormgegeven kerststalletjes, kwestie van overdaad en schreeuwerigheid te bannen. Een prima ingreep van het stadsbestuur. Het geheel oogt stemmig en vooral niet opdringerig. Ook opvallend afwezig: kerstmuzak. De voorgevel, veelal het decor voor vlaggenzwaaiende betogers of straalbezopen voetbalsupporters, baadt in een zacht en veelkleurig licht. Ik weet de Brusselse kerstsfeer voorlopig best te pruimen.




Vismarkt/Sint-Katelijneplein: het zenuwcentrum van de Brusselse winterpret, compleet met muziekkiosk, schaatsbaan, reuzenrad en kerstmarkt met binnenlandse en exotische lekkernijen. Ook hier geen wildgroei van foeilelijke kraampjes, en verblindende lichteffecten en een kakofonie van elkaar overstemmende Christmas evergreens blijven ons eveneens bespaard. Brussel viert Kerstmis waardig en ingetogen.
Kerstverlichting rond en in de Nieuwstraat: ook hier is overdaad consequent geschuwd. Geen agressief aan- en uitfloepende lampions in schelle kleuren, maar discreet over straten en gebouwen
gedrapeerde lichtguirlandes in gedempt wit.
Geen rondbuikige Santa Claus en irritante jingle bells in de poepsjieke etalages van de eerbiedwaardige Innovation, maar wel pikante lingerie. Pas onlangs heb ik achterhaald dat Innovation intussen deel uitmaakt van de Duitse Metro Groep die ook de Makro superstores in haar portefeuille heeft. Het schitterende art deco gebouw dat hier ooit stond en in mei 1967 afbrandde, werd haast voorspelbaar vervangen door een fantasieloze betonnen doos. De jaren 60 waren sowieso een stedenbouwkundige rampperiode voor Brussel. Leestip in dat verband: “Arm Brussel” van Geert Van Istendael.

Het Rogierplein, waar het altijd waait, ook op windstille dagen. Links het Sheraton hotel en centraal de
imposante Dexia Toren waarvan het belichtingsconcept recht uit de koker van een terminale ADHD-patiënt lijkt te zijn gerold. Akkoord, een stad met vele verlichte gebouwen oogt oergezellig (ik denk daarbij onwillekeurig aan Madrid), maar dit is er toch een beetje over. Effe dimmen, jongens! Die fraaie toren heeft dat echt niet nodig om op te vallen, al blijf ik erbij dat de oude Martinitoren iets meer uitstraling en panache had.

Slotsom: de kerstwoede valt nog best mee in Brussel. Low-key, zoals de Engelsen zo mooi zeggen. Alvast prettige feestdagen toegewenst!

woensdag, december 05, 2007

Belgitude

Op 15 december 2007 organiseren de vakbonden een nationale betoging in Brussel tegen het verlies van koopkracht. Een vakbondsbobo op de radio: “We vrezen wel voor een tegenvallende opkomst. Veel van onze leden zullen op die dag wezen kerstshoppen." Belgitude op haar best.

De dood in de pot

Al bijna zes maanden regeringsloos. Hebt u er enige hinder van ondervonden? Ik dacht het niet. Of u moet met mij die groeiende ergernis delen, om journaal na journaal, krant na krant en weekblad na weekblad te worden geconfronteerd met die zelfvoldane koppen van provinciaal – nee, parochiaal - denkende en handelende politici die zichzelf, in de aanloop naar de vorige verkiezingen, met veel bombarie als vaandeldragers van het goede bestuur hadden aangeprezen. Zelden vertoond, zoveel eigenwaan. Bah, laat ze gewoon lekker aanmodderen, want als ze al één iets hebben bewezen met hun formatiefratsen, is het dat België eigenlijk best zonder federale regering kan. Misschien zijn we zelfs beter af zonder! De flaters van Flahaut, het verbluffende rekengenie van Freya Van den Bossche, het groteske gezooi van Reynders en het warme opendeurbeleid van Onckelinckx in het gevangeniswezen, al sinds 10 juni zijn we ervan bespaard gebleven! Wat ik wél een beetje heb gemist, is de oprechte maar naïeve bevlogenheid van Verhofstadt die de hardnekkige illusie blijft koesteren dat België iets in Europa en de wereld te betekenen heeft, en de sneren van Karel De Gucht richting buitenlandse staatshoofden en regeringsleiders, bij voorkeur zwart of levenslang gebukt gaand onder een treffende gelijkenis met Harry Potter.

De politieke crisette in ons land, die in het buitenland blijkbaar meer zorgen baart dan binnen onze landsgrenzen, hebben we uiteindelijk over onszelf afgeroepen. Hadden we maar niet zo poujadistisch moeten stemmen. De middenstand regeert het land, zong Luc de Vos ooit in “Mia”, en dat is bij de laatste verkiezingen snoeihard gebleken. Vlaanderen stemt niet massaal rechts of fascistisch, dat is een enorm misverstand. De Vlaam stemt vanuit de buik. En het rommelt al enige tijd in die Bourgondische buik, waar grote en kleine ongenoegens darmkrampen en onwelriekende veesten voortbrengen. Één van die kwalijke winden is vleesgeworden in Jean-Marie Dedecker, de ultieme personificatie van Vlaamse zelfvoldane branie, aangedreven door benepenheid. Hij is, zoals vele Vlamingen in hun knusse landelijke fermette, anti-Waals, anti-Brussel, anti-hoofddoek, anti-holebi, anti-Europa, anti-snelheidsboetes, anti-belastingen, kortom, anti-alles wat een gezellig dorpsfeestje in de Westhoek of Kempen vermag te bederven. De politieke boodschap van Jean-Marie kan in één woord worden samengebald: navelstaarderij. Een boodschap die vooral bij egoïsten aanslaat, en daaraan geen gebrek in het welvarende Vlaanderen. In een kranteninterview, enkele dagen geleden, bekende misdaadauteur Pieter Aspe dat hij zonder aarzelen op Lijst Dedecker had gestemd, omdat hij “stilaan de buik vol heeft van die arrogante Walen rond Brussel.” Daar heeft vooral hij last van, in zijn Oostendse biotoop waar hij zijn rammelende misdaadromannetjes in elkaar flanst, op maat van het VTM-publiek en het koopvee dat zich elk jaar opnieuw op de Antwerpse boekenbeurs verdringt. Deze kladschrijvende middenstander, rijk geworden met het spuien van fastfoodlectuur, slaat zichzelf even hoog aan als Umberto Eco (de hoogmoed, de hoogmoed!) en meet zichzelf de allures aan van een politiek orakel. Echte schrijvers, zoals een Jeroen Brouwers, hullen zich tenminste in stilte en trots gedragen armoede (sic).



Het separatistische discours is dom en kortzichtig, en wordt hoofdzakelijk aangewakkerd door politici uit West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg. België is een Siamese tweeling, met Brussel als gemeenschappelijk orgaan. Daarin snij en kerf je niet ongestraft. Brussel is onze grootste troef en internationaal sterkste merknaam, en we springen er gevaarlijk achteloos mee om. Flaminganten schermen graag met het vermoeide argument van miljardentransfers van Vlaanderen naar Wallonië. Iedereen herinnert zich nog wel die kwetsende en smakeloze stunt van Bart De Wever die hijzelf als “ludiek” omschreef (hopsakee, met enkele bestelwagentjes vol nepgeld de taalgrens over: kijk eens hoe stoer! En kijk eens met wie ik hier op de foto sta!). Intussen is onweerlegbaar becijferd dat er pakken méér geld van Brussel naar Vlaanderen schuiven, maar daarover wordt benoorden de taalgrens zedig gezwegen, wegens propagandaondermijnend.

Een Vlaanderen zonder Brussel is woestenij. Een Wallonië zonder Brussel, de dood in de pot. Neem het aan van uw derde oog, wakend over de Zennevallei.

zondag, oktober 21, 2007

Ελλάδα (2)

Griekenland heeft twee uiers en één gemeen angeltje. Uier één hangt in het noorden, ten oosten van Thessaloniki, en heet Chalkidikí. Heerlijk onbedorven streek. De rechtertepel herbergt de theocratische republiek Athos, waar vrouwelijke wezens nog immer personae non grata zijn. Uier twee bengelt in het zuiden van het land, onderaan de Pelepónnesos. Mooiste stad aldaar: Monemvassía, het Gibraltar van Griekenland. De naam betekent overigens “enige toegang”. Het gemene angeltje van Griekenland priemt ten oosten van Volos (centraal-Griekenland) in zee: Pilion. Bergachtig (tot 1.700 m hoog) en onwaarschijnlijk groen naar Griekse begrippen. Volgens de oude Grieken huisden hier ooit de Centauren (half mens, half paard), vandaag geldt de streek als de fruitschuur en bloementuin van Griekenland. Pilion, en meer bepaald het idyllische kustdorpje Agios Ioannis, hadden we uitgekozen als bestemming voor een tweede daguitstap. Ik had deze ruige kuststreek vroeger al eens bezocht, en ik wilde – samen met mijn zoon – nog eens met diepe teugen genieten van dat onwezenlijk mooie contrast tussen helderblauwe zee en steilgroene bergmassa’s.

Maar eerst moesten we Volos nemen, een drukke havenstad met – zo bleek – géén ringweg. Dwars door het centrum dan maar, met flink wat gesakker en tijdverlies op de koop toe. Als stad heeft Volos weinig in de aanbieding, ook al omdat dit oord in de jaren 50 van de vorige eeuw door een zware aardbeving zo goed als volledig van de kaart werd geveegd. De prachtige vergezichten die ons even later op de flanken van de Pilio te beurt vielen, maakten echter veel goed. Nog een weetje, terwijl u nu toch van het panorama zit te genieten: vanuit deze stad zetten Jason en de Argonauten zeil naar het verre Colchis (het huidige Georgië, aan de oostkust van de Zwarte Zee), op zoek naar het Gulden Vlies. Jason vond het, met de wrede hulp van prinses (heks?) Medea die later ook zijn lot – en dat van zijn kinderen - zou bezegelen. Één van de gruwelijkste afleveringen uit de rijk gevulde Griekse verhalentrommel, ettelijke eeuwen later subliem verfilmd door Pasolini, met de Griekse diva Maria Callas in een glansrol.

De tocht over de Pilio was nog mooier dan verwacht: loofbomen in vroege herfsttooi, slingerende bergwegen door verscholen dorpjes waarvan de natuurstenen huizen een beetje Frans aandeden, her en der plakkaatjes met φρούτα en λουλούδια (fruit & bloemen) en diep in de verte, nooit wijkend uit ons blikveld: het diepblauwe, strakke vlak van de Egeïsche zee. Neen, Pilion is tot nader order één van de meest ongerepte stukjes Griekenland die ik ooit heb mogen aanschouwen. Na een duizelingwekkende afdaling parkeerden we ons Opeltje pal aan het strand van Agios Ioannis, een pittoresk en keurig onderhouden kustplaatsje. Zó keurig zelfs dat ik vermoed dat enkele steenrijke Grieken en buitenlanders er hier een buitenoptrekje op na houden. Na een duik in het heerlijk lauwe zeewater (20°) schoven we - op aanraden van de Trotter - de voeten onder tafel in Η Ωραία Αμμουδιά (het mooie strand). Lekkere mezèdes (aaah, die inktvisjes!), besprenkeld met een sublieme streekwijn. De tijd dat je je in Griekenland met koppige retsina tevreden moest stellen, ligt gelukkig ver achter ons. Over Griekse kwaliteitswijnen, en waar je die zoal in België kan vinden, zal ik het later nog wel eens hebben.

Als toetje volgde nog een lange strandwandeling, en toen de zon achter het eiland Skiáthos (op bijgaande foto nog nét zichtbaar) wegdook, was het hoog tijd om op te krassen. Want morgen zou een nóg langere trip wachten, dit keer naar de Pelepónnesos, een schiereiland doordrenkt van lang vervlogen mythes waarin verraad, bloedvetes, kinderslachtingen en vadermoorden de boventoon voeren. Dutroux is een watje: welkom in het horrorhuis van Atreus!

In een volgende post (ja ja, u bent nog niet zo snel van het mooie Hellas verlost): Korinthe, Mycene, Nauplion en Epidauros. Staan ook nog op het menu: enkele persoonlijke kanttekeningen bij Griekse media en kranten en vreemde Helleense verkeersgedragingen. Plus enkele bibliofiele tips. Zoals over de bizarre joodse connectie tussen Spanje en Thessaloniki, qua kruispunt van culturen één van de boeiendste Europese steden ooit. Just keep tuned for more!


(eigen foto's)

maandag, oktober 01, 2007

Ελλάδα (1)

Ελλάδα. Griekenland. Op één letter verschil, klinkt dat zoals Spaans voor ijsje, merkte mijn oudste zoon terloops op. Het was me eerlijk gezegd nooit eerder opgevallen. Vrijdag 21 september 2007: we zitten op de overvolle ochtendvlucht Brussel-Athene, smachtend naar een weekje zon na een grauwe en met evenveel regen als (examen)stress overgoten zomer. Hij zou voor het eerst voet op Helleense bodem zetten, voor mezelf was het al een zoveelste keer – al was de laatste keer toch al een flinke poos geleden. Een luie strandvakantie zou het in géén geval worden: vanuit centraal-Griekenland zouden we met een huurauto de belangrijkste antieke sites binnen dagafstand bezoeken. Mijn zoon, klassiek geschoold en fervent liefhebber van de ongeëvenaard rijke Griekse mythologie, liet het zich graag aanleunen.

In de weken vooraf had ik ontroerend hard gewerkt om mijn kennis van het Nieuwgrieks opnieuw op een aanvaardbaar peil te krijgen. Bekentenis: jaren geleden heb ik die taal ijverig gestudeerd in Brussel en aan de Universiteit van Thessaloniki, om haar daarna in Griekse gastgezinnen naar een zeer behoorlijk peil op te krikken. In die jaren kwekte ik er vrolijk op los in het Grieks, en was ik zelfs niet te beroerd om enkele salvo’s schuttingtaal op mijn gesprekpartners af te vuren. In de daaropvolgende jaren werd mijn Grieks helaas onder een flinke laag stof bedolven die ik pas tijdens het voorbije jaar met horten en stoten, een waar archeologengeduld èn een groot schuldgevoel heb verwijderd. Nu zou al dat werk voor het eerst moeten lonen.

We waren enigszins beducht voor de vernietigende gevolgen van de vele bosbranden die Griekenland tijdens de voorbije zomer hadden geteisterd. Rond Athene waren vooral het
Hymettos gebergte en het Parnitha natuurpark getroffen, al was daar tijdens onze busrit naar het 200 km hogerop gelegen Kamena Vourla weinig van te merken. De ernst en omvang van deze ramp voor het Griekse milieu zullen echter pas op middellange termijn duidelijk worden, zoals u hier kunt lezen en ook bij onze Man in Griekenland.

Kamena Vourla is een ingedommeld en bijgevolg authentiek gebleven kustdorpje met
uitzicht op het uiterste noorden van het eiland Evia en geruggensteund door een enorm bergmassief. Een steile klim naar een hogergelegen orthodox kloostertje werd beloond met dramatische vergezichten (ook al versterkt door de dreigende wolken, het weer zat die eerste dag niet echt mee). Vlakbij ligt ook de roemruchte pas van de Thermopylen (“de warme poorten”, verwijzend naar de natuurlijke warmwaterbronnen die er ontspringen). Hier boden koning Leonidas en 300 Spartanen drie dagen lang dapper weerwerk aan het oppermachtige Perzische leger van Xerxes. De tot de verbeelding sprekende heroïek van dit verhaal werd onlangs nog eens duchtig opgerakeld in “300”, een prent die bol staat van overdreven pathos en kille doodsverachting. Wél stijlvol in beeld gebracht, en de meeste historische details kloppen bovendien. Zoals het laconieke (overigens afgeleid van Lakonía, het gebied rond Sparta) antwoord van Leonidas, op het Perzische bevel om de wapens neer te leggen: “Kom ze maar halen!” (hiernaast in het Oudgrieks onder zijn beeld gebeiteld). Wie meer wil lezen over de ware toedracht van deze ongemeen bloedige veldslag (ter plaatse werden duizenden Perzische pijlpunten opgegraven) en mythe van werkelijkheid gescheiden wil zien, verwijs ik graag naar deze belezen historicus.

De zon brak eind
elijk door, en ons huurautootje beklom moeizaam het Parnassos gebergte, met als einddoel: Delphi. Een orakel dat een niet te onderschatten invloed op de Oudgriekse en zelfs Romeinse geschiedenis heeft gehad. Al rond 1400 vóór Christus was er hier een heiligdom dat door Kretenzers en Myceners moet zijn bezocht, zoals blijkt uit de verrassend fraaie voorwerpen die ter plaatse werden opgedolven en in het gloednieuwe museum (2003) zijn uitgestald. Ook de site zelf en het omliggende landschap blijven van een adembenemende pracht. Waar de namen Delphi (dolfijn) en Pythia (slang en tevens de benaming van de lokale waarzegster) vandaan komen, leest u op deze rijk gestoffeerde link.

Ter plaatse toch wat erg
ernis moeten wegslikken, na het ongewild aanhoren van enkele gratuite toeristencommentaren. “Sind dies Römische Helme?”, flapte een Duitse dame op leeftijd eruit. Haar dochter riep haar weliswaar prompt tot de orde, maar ik had het even niet meer. En even later, een rondborstige Hollandse ter hoogte van het indrukwekkende amfitheater, die puffend en blazend te kennen gaf dat ze die steile klim naar het stadion niet zag zitten. “Ach jo, daarboven is het gewoon méér van hetzelfde: een hoop ouwe stenen.” En dat terwijl het stadion, waar om de vier jaar de Pythische spelen werden gehouden, er véél gaver bijligt dan zijn illustere tegenhanger in Olympia. Mijn immer temperende zoon had wel een punt toen ie zei dat die mensen zich tenminste de moeite hadden getroost om hierheen te komen, in plaats van met hun luie krent op het strand te blijven liggen. Maar dan nog: informeer je dan toch een béétje op voorhand. Dat is een minimum minimorum aan respect dat je voor dergelijk unieke vindplaatsen van onze westerse cultuur hoort op te brengen.

Komen in een latere post nog aan bod: Pilion, Korinthe, Mycene, Nauplion en Epidaurus. En misschien wel vooral Epidaurus: ik ben momenteel verdiept in een kanjer van een boek over het “zwijgen van de tragedie”. Een intellectueel veeleisend maar verdomd goed werkstuk van de hand van
Stefan Hertmans met onthutsende inzichten in de Griekse tragedies Medea en Antigone.

(eigen foto's)

vrijdag, september 07, 2007

Cinéma d'été

De zomer is voorbij, en het is een ongemeen sombere geweest. Luttele uren zonneschijn over een land dat al een poos met de verzuringsgrens flirt: het belooft niet veel goeds voor de aanslepende regeringsformatie en eventueel nieuwe verkiezingen.

Heb bovendien een beetje medelijden met ondergetekende die de hele zomer lang noodgedwongen aan Costa Casa heeft moeten toeven. En die de buren één voor één met een misselijk jaloersmakend kleurtje zag terugkeren. Kreta hier, Sevilla daar: knarsetanden was mijn deel.

Bij gebrek aan zonnestralen heb ik me dan maar in de warme gloed van cinema gekoesterd. Een beetje compenserend gedrag is verschoonbaar voor wie iets elementairs als vakantie moet ontberen. Al vroeg in juli prijkte een knoert van een flatscreen in mijn werkruimte. Gesecondeerd door een bonkend en klaterend Home Cinema systeem. De DVD-stapels eromheen groeiden op het ritme van de aanhoudend slechte weersvoorspellingen. Bottom line: eindelijk al die films kunnen bekijken die me hier al maanden- en zelfs jarenlang verwijtend met de rug hebben aangekeken.

Sommige prenten overtroffen mijn hooggestemde verwachtingen of bleken verrassend beter te zijn dan aanvankelijk gedacht. Ik noem er een paar, voor de vuist weg, in de vurige hoop u hiermee vroeg of laat ook een onvergetelijke filmervaring te kunnen bezorgen.

Idi i Smotri (Come and See), van de Russische regisseur Elem Klimov. De film komt dreigend traag op gang en mondt uit in een apocalyps van blind en bloeddorstig nazigeweld op de burgerbevolking in Wit-Rusland. Vooral het interview met de regisseur niet skippen waarmee de film wordt ingeleid: onmisbaar voor het historisch perspectief.

Crna macka, beli macor (Black Cat, White Cat), een minder gekende parel van de veelgelauwerde Serviër Emir Kusturica. Doldwaze Balkangekte aan de oevers van de Donau, een stoet van surreële en criminele figuren tegen de achtergrond van een kleine boerengemeenschap (prijs voor de beste figuranten: de voortdurend in beeld waggelende ganzen), overgoten met een hyperactieve soundtrack die intussen furore maakt in de rekken met wereldmuziek. Lees deze reactie maar eens van een Nederlander op IMDB: “It's only three weeks ago I heard about this movie. Last night I watched it for the first time on dvd and I think it's the funniest movie I ever saw in my (58 years old) life. I laughed for two hours and had tears of joy in my eyes! The music is wonderful too and an essential part of the story. It's impossible to compare this film with any other or to describe in short the totally insane story. I thought this a kind of East European Monty Python humor.

En met Monty Python belanden we naadloos bij de volgende flick: Twelve Monkeys, van de prettig gestoorde Terry Gilliam die destijds het animatiewerk voor de Python
s verzorgde. Van Gilliam had ik al het één en ander gezien (Brazil, Fear and Loathing in Las Vegas, The Brothers Grimm), maar deze film sla ik hoger aan. Al was het maar voor de ongemeen sterk acterende Brad Pitt (toen nog amper bekend) en de volledig atypisch gecaste maar daarom niet minder overtuigende Bruce Willis. Zonder meer de allerbeste scifi-film over tijdreizen, met een adembenemende plot en een huiveringwekkend slot.

Kebab Connection, ten slotte. Fris, sprankelend, grappig en ontwapenend. Klinkt redelijk onaannemelijk voor een Duitse film, maar wie een beetje bij de tijd is, wéét gewoon dat de Duitse cinema al enkele jaren aan een onstuitbare wederopstanding bezig is (Lola rennt,
Sophie Scholl: die letzten Tage, Der Untergang, The Edukators, Goodbye Lenin!, Das Leben der Anderen, stuk voor stuk pareltjes die u beslist gezien moet hebben). Kebab Connection verhaalt over de moeizame verhouding tussen Turken, Grieken en autochtonen in Hamburg en lijkt qua plotlijn een beetje op Ae Fond Kiss van Ken Loach, maar dan minder zwaar op de hand (en dat is een understatement van minstens tien ton, de reputatie van Loach kennende). Turkse jongen wil Duits meisje huwen èn Kung-Fu film draaien, en stuit daarbij op koppig verzet van traditionele familiekringen. Met een blik vol hilarische taferelen tot gevolg.

Ook (opnieuw) bekeken en (alweer) prima bevonden: Tapas,
Smoke en Blue in the Face (naar verhalen van Paul Auster), Thank you for smoking, de Koreaanse wraaksaga Oldboy en de ongenaakbare Britse humor van The Fast Show en Coupling.

Of hoe een rotzomer toch nog van het doek vermocht af te spetteren!