Wie van u deze zomer Frankrijk aandoet (
om welke reden ook), zou ik met aandrang willen verzoeken om bijzonder teerhartig met de inboorlingen om te springen. Bestel niet één maar twee flesjes wijn bij het eten, wees royaal met complimenten voor de chef (
ook al leek die pâté wel héél verdacht van kleur) en geef de opdienster een flinke fooi en
trois bisous in plaats van de twee obligate smakkerds. Het land verkeert immers in een diepe crisis.
Crise majeure. En het zag er voor onze zuiderburen nog zo florissant uit, amper een jaar geleden.
Toen werd met véél bombarie en klaroengeschal de Airbus A380 aan de wereldpers voorgesteld, het grootste passagiersvliegtuig ooit. Zoals de romp van het gevaarte in de zon blonk, zo glom ook de Franse natie van onverholen trots (met verdoken achter de rug: een opgestoken middenvinger richting Boeing en de Verenigde Staten). Zoveel hoogmoed, zoveel zegewaan, zoveel geloof in eigen kunnen en zoveel parallellen met de mythe van Icaros: dat moest gewoon fout aflopen.
Het eerste voorteken van Frankrijks diepe val – door niemand ontwaard of geduid - was de roemloze thuiskomst van de Clemenceau, nu enkele maanden geleden. Ooit het vlaggenschip van de Franse marine maar nu een drijvende hoop schroot, tjokvol asbest, die uit alle wereldzeeën werd geweerd en in arren moede dan maar terug naar Frankrijk werd gesleept.
De lange lijdensweg van Frankrijk was daarmee nog maar net aangevat, want wat ontwaarden we plots aan gindse kim ? Morrende wijnboeren die hun inferieure brouwsels niet eens als surrogaatbrandstof wisten te slijten, gewelddadige voorstadsjongeren die een spoor van vernieling door Parijs trokken, muitende studenten tegen snode werkgelegenheidsplannen en… de zelfvoldane grijns van Sarkozy.
En nóg zijn we niet halverwege de Franse calvarietocht. Bij Airbus stapelden de technische problemen zich op, met als gevolg dat de gloednieuwe A380 toestellen niet tijdig konden worden geleverd. In Toulouse regende het plots geannuleerde orders en schadeclaims, terwijl in Seattle de zon scheen en het orderboekje zich haast vanzelf vulde. De koers van het Airbus-aandeel kelderde (op 16 juni met 26%, een verlies van 5,5 miljard euro) en als klap op de vuurpijl kwam deze week aan het licht dat vijf bestuurders van het luchtvaartconcern zich in maart jongstleden met bloedspoed van hun aandelen hadden ontdaan. Met voorkennis van de slechte gang van zaken, daarover mag geen twijfel bestaan. Icaros: die Oude Grieken blijven toch eeuwig jong.
De meest recente dreun die de Franse grandeur te verwerken kreeg, was het nieuws dat de aangekondigde fusie tussen Suez en Gaz de France – een fusie waaruit meteen de grootste nutsgroep ter wereld zou ontstaan, zie enkele posts geleden – door het Franse parlement voorlopig is geblokkeerd. Tot groot ongenoegen van oppermegalomaan Jacques Chirac.
Waarmee Suez de niet zo gegeerde titel van loser van de week mag opeisen. De nutsgroep is immers ook hoofdsponsor van Les Bleus, het Franse nationale elftal dat stilletjesaan het kneusje van het lopende WK-toernooi dreigt te worden. De krasselende Fransen slaagden er zelfs niet in om de Zuid-Koreanen te bedwingen, in het spijkerharde voetbaluniversum zelfs door lilliputters als dwergen bestempeld.
Je zou het haar niet nageven, maar onze moerstaal bezit heel wat plastische woorden waarover buitenlanders zich vaak het hoofd breken. Sjokken, bijvoorbeeld. Moeilijk en slepend lopen. Tip voor aanschouwelijk taalonderwijs: toon je studenten vijf minuten beeldmateriaal uit Frankrijk/Zuid-Korea, wijs nadrukkelijk naar de blauwhemden en zeg luidop: “Dat, dames en heren, is sjokken.” Definitief verworven taalschat, zoveel is zeker.