donderdag, juni 29, 2006

Rust zacht, kleine meiden

In geen enkele sport speelt het toeval zo’n bepalende rol als in het voetbal (op die b na, overigens een anagram van toeval). In andere sportdisciplines - basketball, volleyball, tennis, atletiek, noem maar op - wint vrijwel altijd het beste team, de beste speler of de beste atleet. Niet zo in het voetbal, zoals de voorbije wedstrijden op het WK-toernooi overduidelijk hebben aangetoond. Kleine details beslisten er over winst of verlies: een geniale flits van een verder onzichtbare spits, vreemde scheidsrechterlijke kronkels of een flater van een anders zo betrouwbare keeper. Brazilië speelt bar slecht, maar rijgt de ene zege aan de andere. Het frivole Spanje (mijn heimelijke favoriet) liep met open ogen in het Franse countermes en Oranje (dat ik als lagelander veel sympathie toedraag) dolf roemloos het onderspit in een ordinair straatgevecht met Portugal.

Gastheer Duitsland, van zijn kant, verbaasde het handvol vrienden en de schier ontelbare vijanden met snel, viriel en doeltreffend spel. Intussen neemt de voetbalgekte bij onze oosterburen ronduit onrustbarende afmetingen aan. Hét fallussymbool van Berlijn (Fernsehturm, Alexanderplatz) kreeg zowaar een nichterige voetbal aangemeten. Häßlich ! Alleen Argentinië kan de Duitse pletwals nog een halt toeroepen, zo ziet het er ongeveer naar uit. We duimen voor de tuinkabouters uit Patagonië, en we dromen nú al van een finale Argentinië-Brazilië op Europese bodem.

Die zullen we dan wel op Spaanse bodem moeten aanschouwen. Het zuiden wenkt, en geen ogenblik te vroeg. Ik heb het even gehad met België, na de zoveelste doodslag in Antwerpen en met al die ranzige pedofielen die onvermoeibaar marginale wijken afschuimen, op zoek naar onbezoedelde kinderlijfjes. Tien jaar na Julie, Mélissa, An, Eefje, Sabine en Laetitia halen we opnieuw de buitenlandse pers met een intriest en identiek verhaal waarin alleen de namen anders klinken: Nathalie en Stacy. Rust zacht, kleine meiden, de boze wolf kan jullie niets meer maken. Voor ons, de achterblijvers, is het andermaal pijnlijk ontwaken. Met het angstige besef dat het misschien nooit meer goed komt met onze dolgedraaide samenleving.

Samenleving: heeft die term zijn houdbaarheidsdatum stilaan niet overschreden ? Sorry voor de somberte. Een paar weken Spaanse zon, en ik kijk er misschien weer helemaal anders tegenaan.

¡Hasta pronto!

dinsdag, juni 20, 2006

Sic transit gloria Galliae

Wie van u deze zomer Frankrijk aandoet (om welke reden ook), zou ik met aandrang willen verzoeken om bijzonder teerhartig met de inboorlingen om te springen. Bestel niet één maar twee flesjes wijn bij het eten, wees royaal met complimenten voor de chef (ook al leek die pâté wel héél verdacht van kleur) en geef de opdienster een flinke fooi en trois bisous in plaats van de twee obligate smakkerds. Het land verkeert immers in een diepe crisis. Crise majeure. En het zag er voor onze zuiderburen nog zo florissant uit, amper een jaar geleden.

Toen werd met véél bombarie en klaroengeschal de Airbus A380 aan de wereldpers voorgesteld, het grootste passagiersvliegtuig ooit. Zoals de romp van het gevaarte in de zon blonk, zo glom ook de Franse natie van onverholen trots (met verdoken achter de rug: een opgestoken middenvinger richting Boeing en de Verenigde Staten). Zoveel hoogmoed, zoveel zegewaan, zoveel geloof in eigen kunnen en zoveel parallellen met de mythe van Icaros: dat moest gewoon fout aflopen.

Het eerste voorteken van Frankrijks diepe val – door niemand ontwaard of geduid - was de roemloze thuiskomst van de Clemenceau, nu enkele maanden geleden. Ooit het vlaggenschip van de Franse marine maar nu een drijvende hoop schroot, tjokvol asbest, die uit alle wereldzeeën werd geweerd en in arren moede dan maar terug naar Frankrijk werd gesleept.

De lange lijdensweg van Frankrijk was daarmee nog maar net aangevat, want wat ontwaarden we plots aan gindse kim ? Morrende wijnboeren die hun inferieure brouwsels niet eens als surrogaatbrandstof wisten te slijten, gewelddadige voorstadsjongeren die een spoor van vernieling door Parijs trokken, muitende studenten tegen snode werkgelegenheidsplannen en… de zelfvoldane grijns van Sarkozy.

En nóg zijn we niet halverwege de Franse calvarietocht. Bij Airbus stapelden de technische problemen zich op, met als gevolg dat de gloednieuwe A380 toestellen niet tijdig konden worden geleverd. In Toulouse regende het plots geannuleerde orders en schadeclaims, terwijl in Seattle de zon scheen en het orderboekje zich haast vanzelf vulde. De koers van het Airbus-aandeel kelderde (op 16 juni met 26%, een verlies van 5,5 miljard euro) en als klap op de vuurpijl kwam deze week aan het licht dat vijf bestuurders van het luchtvaartconcern zich in maart jongstleden met bloedspoed van hun aandelen hadden ontdaan. Met voorkennis van de slechte gang van zaken, daarover mag geen twijfel bestaan. Icaros: die Oude Grieken blijven toch eeuwig jong.

De meest recente dreun die de Franse grandeur te verwerken kreeg, was het nieuws dat de aangekondigde fusie tussen Suez en Gaz de France – een fusie waaruit meteen de grootste nutsgroep ter wereld zou ontstaan, zie enkele posts geleden – door het Franse parlement voorlopig is geblokkeerd. Tot groot ongenoegen van oppermegalomaan Jacques Chirac.

Waarmee Suez de niet zo gegeerde titel van loser van de week mag opeisen. De nutsgroep is immers ook hoofdsponsor van Les Bleus, het Franse nationale elftal dat stilletjesaan het kneusje van het lopende WK-toernooi dreigt te worden. De krasselende Fransen slaagden er zelfs niet in om de Zuid-Koreanen te bedwingen, in het spijkerharde voetbaluniversum zelfs door lilliputters als dwergen bestempeld.

Je zou het haar niet nageven, maar onze moerstaal bezit heel wat plastische woorden waarover buitenlanders zich vaak het hoofd breken. Sjokken, bijvoorbeeld. Moeilijk en slepend lopen. Tip voor aanschouwelijk taalonderwijs: toon je studenten vijf minuten beeldmateriaal uit Frankrijk/Zuid-Korea, wijs nadrukkelijk naar de blauwhemden en zeg luidop: “Dat, dames en heren, is sjokken.” Definitief verworven taalschat, zoveel is zeker.

Traduttore, traditore

Vertalen, het is een vak apart. En zoals elk vak, vergeven van de beunhazen. Nu ben ik de eerste om géén stenen naar vertalers te gooien: ik zit zelf tot over mijn oren in de stiel en weet hoe moeilijk en ondankbaar die wel kan zijn. Maar toch: wie er zich aan waagt, hoort op zijn minst een minimum aan beroepseer aan de dag te leggen. En daarbij hoort: bij de geringste twijfel, check, dubbelcheck en triplecheck. Zeker wanneer je iets vertaalt dat door honderdduizenden en zelfs miljoenen mensen zal worden gelezen. Die mag je niet zomaar de mist insturen.

Twee onvergeeflijke vertaalkemels, onlangs opgemerkt in de populaire TV-series Lost en The Sopranos.

In Lost zegt een vader over zijn zoon: “How can he ever forgive me ? He did the right thing by me and I thanked him by cutting him off.” Vertaling: “Hij heeft me goed behandeld en ik bedankte hem door elk contact te verbreken.” Cut off betekent in deze context: onterven.

In The Sopranos blijken twee protagonisten elkaar te mijden als de pest. Zegt iemand tegen één van hen: “Do you two have a beef ?” Vertaling: “Willen jullie beiden biefstuk eten ?Have a beef is slang voor: een dispuut over iets hebben.

Beroepsernst, een uitdovend fenomeen. En wie zei daar weer dat Engels toch zo makkelijk is ?

maandag, juni 12, 2006

Hup, Holland, Hup !

Het WK-voetbal, die surrogaatoorlog tussen natiestaten waarbij oude wonden met studs worden opengereten (Engeland/Argentinië, Duitsland/Nederland, Portugal/Angola, Japan/Zuid-Korea), is enkele dagen geleden uit de startblokken geschoten. En daarmee is een zalige periode voor voetbalhaters aangebroken: halflege bioscoopzalen, nauwelijks wachttijden in halfbezette restaurants, gegarandeerd zitplaatsen op tram en metro, godverlaten wandel- en fietspaden tijdens de wedstrijduren. Althans: in landen die zich voor het voetbalfestijn hebben gekwalificeerd. Niet dus in België, dat voor het eerst sinds mensenheugenis zuchtend vanaf de zijlijn moet toekijken. En terecht: het toernooi is amper enkele wedstrijden ver, en nú al groeit het pijnlijke besef dat onze nationale elf helemaal niets in Duitsland te zoeken had. De overweging dat andere, op papier sterkere teams zoals Denemarken, Griekenland (Europees kampioen !) en Turkije het evenmin tot in Duitsland hebben geschopt, is hooguit een doekje voor het bloeden.

Voor Gastgeber Duitsland moet het WK 2006 uitgroeien tot het toernooi van de “Wiedergutmachung mit der Welt”. Het alom verguisde land wil zich van zijn fraaiste kant (Claudia Schiffer !) tonen en de goegemeente - van Alaska tot in Zimbabwe - ervan overtuigen dat het met iedereen beste maatjes kan zijn. Zelfs met Holland. En uiteraard zal de Mannschaft zich naar die finale knokken. Met Hingabe, Leidenschaft & Überlegenheit ! Helaas voor Fritz & Co wacht de hele wereld met ingehouden adem en nauwelijks verholen leedvermaak het ogenblik af waarop die Duitsers voor eigen publiek uit het toernooi worden gebonjourd. Jammer voor de Duitse coach Klinsmann, destijds een schitterende spits en nog altijd een crème van een vent. En nèt goed voor die hooghartige en poenige playboy Beckenbauer, een overroepen voetballer die zijn gestolen status van Kaiser uitsluitend aan onvermoeibare wroeters à la Schwarzenbeck en Breitner te danken had. Om van Gerd Müller nog te zwijgen.

Hier in België, waar de WK-koorts maar slapjes is, wordt al wie maar een beetje bekendheid geniet, in kranten en op televisie aangepord om zijn voorkeurland prijs te geven. De meesten bleken zich daarbij – nogal voorspelbaar – als rabiate Brazilië-fans te ontpoppen. De kleinste kans op teleurstelling, zo kan ik het ook. Het hart van weinigen bleek voor Oranje te kloppen, en dat mag vreemd en jammer heten. Hebben we al eens een buurlandje dat nauwelijks groter is, dezelfde taal spreekt en dat – naast Brazilië – het meest sprankelende en offensieve voetbal van de voorbije decennia heeft opgedist. Een tochtig gat aan de Noordzee dat voetballiefhebbers wereldwijd in opperste vervoering heeft gebracht met de technische hoogstandjes van Cruyff, Neeskens, Rensenbrink, Mulder, Haan, Van Basten of Van Nistelrooij. Ook op Belgische velden, waar Rensenbrink, Mulder en Haan ooit het paarswitte shirt van Anderlecht fier om de bast droegen.

Laten we dat Vlaams-Nederlandse gekissebis even achterwege en ons met z’n allen achter Oranje scharen. Nederland verdient die oppergaai dubbel en dwars. Na het onterechte verlies in München (1974) en de doorgestoken kaart in het fascistoïde Argentinië (1978), is het hoog tijd dat die Jules Rimet Trophy ergens op een Amsterdams schap belandt. En mocht Oranje opnieuw falen, laat het dan eindelijk eens een Madrileens schap worden. Want ook Spanje, het land met de meest hoogstaande competitie ter wereld, is tot dusver schaars bedeeld gebleven in internationale voetbaltoernooien. De alomtegenwoordige Manolo ten spijt.

Hup, Holland, hup ! Y arriba España !

dinsdag, juni 06, 2006

Charis

Wat een dekselse bofkonten zijn die Grieken toch ! Elk jaar, op pinkstermaandag, vormt het Provinciedomein Huizingen het schitterende decor voor een gigantisch Grieks feest. Van heinde en verre komen de Hellenen toegestroomd: uit Brussel, Antwerpen, Limburg, Luik, Frankrijk, Nederland en Duitsland. Nu heb ik dat feest misschien al voor de 20ste keer meegemaakt, en yep, ook dit jaar bleken die tienduizenden Grieken weer een abonnement op zonnig en stralend weer te hebben genomen. We zijn hen homerisch dankbaar, na die miezerige maand mei vol regen en wind.

De Griekendag in Huizingen is een oergezellige bedoening: familiepicknicks op de uitgestrekte weilanden, stands met Griekse eetwaren, wijnen, boeken, kranten en CD’s, laaiende barbecues, opzwepende rebètiko en wervelende dansen. We plegen er graag rond te kuieren en ook dit jaar kon ik het weer niet laten om enkele boeken en CD’s mee te graaien. Ben de laatste tijd nogal in de ban van Charis Alexíou, een grote dame uit het betere Griekse chanson, en gisteren kon ik die lang gezochte CD eindelijk op de kop tikken: “Ως την άκρη του ουρανού σου” (naar het einde van jouw hemel). Bedankt, Charis, ik ben al flink op weg.

Mozilla

Heb Microsoft Internet Explorer definitief de bons gegeven. Althans op mijn werkcomputer, in theorie strikt verboden terrein voor mijn jonkies en juffertje die over voldoende computertuig beschikken om hun surf-, chat- en blogwoede bot te vieren. Maar je weet hoe dat gaat: paps is even om de krant en alle andere computers zijn toevallig bezet of achter een wachtwoord vergrendeld. Reden genoeg voor zoon- of dochterlief om zich snel en stiekem achter zijn beeldscherm te nestelen. Een uur later mag paps zuchtend en vloekend aan de slag met Adaware, Spyblocker, HijackThis en tutti quanti om al die pop-ups en andere zooi van zijn scherm te flikkeren.

Vorige week liep het helemaal de spuigaten uit: een spervuur van pop-ups en een slag om slinger vastlopende Explorer. Uit pure ellende de gratis browser Mozilla Firefox gedownload en geïnstalleerd, en behold: nog nooit zo snel over het Web gescheurd en géén storende pop-ups meer. Een ware verademing. Nu moet ik toegeven dat de producten van Microsoft in se niet slecht zijn: Internet Explorer draait behoorlijk, maar is planetair zo massaal in zwang dat vrijwel alle spyware en andere malicious code zich vrijwel exclusief op de broncode van deze software vasthaken. Maar in vergelijking met Mozilla Firefox is zelfs een smetvrij werkend Internet Explorer een log gevaarte. Zoals ook andere producten van Microsoft die – Bill Gates zal het niet graag horen – een matige kopie van andere succesprogramma’s zijn. Heb ooit een cursus Webdesign gevolgd en daaruit onthouden dat je met een programma zoals DreamWeaver een identieke website met 70% minder code kan klaarstomen dan met Microsoft Frontpage. Een niet te versmaden voordeel, met al die peperdure webruimte.

Internet Explorer en die storende pop-ups ook zo beu als het Belgische weerbeeld ? Neem dan hier eens een kijkje.